ECLI:NL:RBHAA:2002:AF9197

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
164942
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor bedrijfsongeval van werknemer tijdens praktijkoefening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 9 oktober 2002, staat de aansprakelijkheid van de werkgever, Stadstoezicht, centraal naar aanleiding van een bedrijfsongeval dat de werknemer, eiser, heeft overkomen. Eiser, werkzaam als stadswacht, heeft op 17 maart 1998 tijdens een praktijkoefening brandpreventie een ongeval gehad waarbij hij letsel aan zijn linker knie heeft opgelopen. Eiser stelt dat hij uitgleed op een nat trapje, wat leidde tot een tibiaplateaufractuur. Hij vordert schadevergoeding op basis van artikel 7:658 BW, dat de werkgever verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stadstoezicht in beginsel aansprakelijk is, tenzij zij kan aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van eiser. De rechter heeft de werkgever toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Eiser heeft de stellingen van Stadstoezicht gemotiveerd weersproken, en de zaak is verder behandeld in het kader van de bewijslevering.

De kantonrechter heeft de zitting voor de bewijslevering vastgesteld op 19 november 2002, waarbij Stadstoezicht verplicht is om tijdig aan te geven hoeveel getuigen zij zullen voorbrengen. De beslissing over de vordering van eiser is aangehouden, en de verdere procedure zal afhankelijk zijn van de uitkomsten van de bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 164942
datum vonnis: 9 oktober 2002
De zaak is op grond van de Wet organisatie en bestuur gerechten in de staat waarin deze zich bevond overgedragen aan de rechtbank Haarlem per 1 januari 2002 en wordt daar behandeld in de sector kanton.
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
[EISER],
te Haarlem,
hierna: [eiser],
gemachtigde mr. J.R. Goppel,
--tegen--
de rechtspersoon STICHTING STADSTOEZICHT HAARLEM,
te Haarlem,
GEDAAGDE,
hierna: Stadstoezicht,
gemachtigde H. Terhoeven.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 4 december 2001,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 20 maart 2002 uitgespro-ken tussenvonnis en de daar-in ge-noemde stukken,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 13 juni 2002 gehouden comparitie van partijen,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met producties.
1.2 Stadstoezicht heeft bij conclusie van dupliek nog producties in het geding gebracht. [eiser] heeft op die producties niet kunnen reageren. Aangezien die producties in het kader van de hieronder nog te noemen bewijslevering aan de orde zullen kunnen worden gesteld, is er geen noodzaak om [eiser] op dit moment alsnog in de gelegenheid te stellen om op die producties te reageren; hij zal dat ten tijde van de bewijslevering kunnen doen.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [eiser] is sedert 1 december 1996 bij Stadstoezicht in dienst in de functie van stadswacht.
b. Op 17 maart 1998 heeft [eiser] als stadswacht deelgenomen aan een basisoplei-ding tot bedrijfshulpverlener.
c. Op 17 maart 1998 is [eiser] tijdens de praktijkoefening brandpreventie een ongeval overkomen waarbij hij letsel aan zijn linker knie heeft opgelopen..
3. De vordering
3.1 [eiser] vordert dat Stadstoezicht zal worden veroordeeld om aan [eiser] de schade te vergoeden die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het hem op 17 maart 1998 overkomen bedrijfsongeval, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en moet worden vereffend volgens de wet, met veroordeling van Stadstoezicht in de proceskosten.
3.2 [eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grond-slag gelegd:
Om bij de brand te komen moest [eiser] een trapje af. Dit trapje was nat, terwijl de zolen van de door Stadstoezicht voorgeschreven schoenen glad waren.
Direct nadat [eiser] het trapje had betreden gleed hij uit. Hij gleed van de trap af en kwam met zijn linker knie klem te zitten achter een verwarmingsbuis. De linker knie is toen verdraaid. In het ziekenhuis werd de diagnose tibiaplateaufractuur gesteld. [eiser] heeft aan het ongeval ernstige materiële en immateriële schade overgehouden.
4. Het verweer
Stadstoezicht heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Stadswacht heeft erkend dat [eiser] een arbeidsongeval is overkomen en dat hij daardoor schade heeft geleden. Een en ander staat derhalve vast.
5.2 Omdat [eiser] zijn vordering heeft gebaseerd op artikel 7:658 BW geldt, gelet op de erkenning door Stadstoezicht, daarom thans het volgende: Stadstoezicht is in beginsel aansprakelijk, tenzij zij aantoont dat zij haar zorgplicht als bedoeld in lid 1 van genoemd artikel is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiser] zoals bedoeld in het tweede lid van genoemd artikel. Laatstgenoemde uitzondering speelt in deze zaak geen rol en zal daarom verder buiten beschouwing blijven.
Slaagt Stadstoezicht niet erin het bewijs te leveren dat zij aan haar zorgverplichting heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen haar tekortkoming en het ongeval van [eiser] gegeven. Stadstoezicht kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen, indien zij stelt en bewijst dat nakoming van haar zorgplicht de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen.
5.3 Hetgeen Stadstoezicht heeft aangevoerd voor haar stelling dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan wordt door [eiser] gemotiveerd weersproken.
Voorts heeft Stadstoezicht gesteld dat een juiste invulling van de zorgplicht het ongeval niet had kunnen voorkomen. Gelet op een en ander zal Stadstoezicht tot bewijslevering worden toegelaten.
5.4 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De kantonrechter:
Laat Stadstoezicht toe te bewijzen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan of dat nakoming van haar zorgplicht de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen.
Bepaalt dat de bewijslevering door middel van getuigen voor hem zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 46 te Haarlem op:
DINSDAG 19 NOVEMBER 2002 TE 09.30 UUR.
Bepaalt dat Stadstoezicht uiterlijk één week voor de datum van het getuigenverhoor aan de kantonrechter en de tegenpartij dient op te geven hoeveel getuigen zullen worden voorge-bracht, onder gelijktijdige opgave van de namen van de getuigen.
Deelt partijen mede dat verzoeken om uitstel van de behan-deling ter terechtzitting in beginsel alleen in behandeling worden genomen, als door verzoeker het stand-punt van de tegenpartij bekend wordt gemaakt en de verhinderdata van beide partijen, hun eventuele gemachtigden en de getuigen worden opgegeven. Deze verzoeken dienen minimaal twee weken voor de vastgestelde zittingsdatum op de griffie te zijn inge-diend.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken ter terechtzit-ting van 9 oktober 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.
ZIE VOOR EINDVONNIS: LJN-NUMMER AF9196