ECLI:NL:RBHAA:2002:AH8912
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bewijsstukken voor huwelijksaangifte bij ontbreken van officiële echtscheidingspapieren
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 oktober 2002 uitspraak gedaan in een verzoek tot huwelijksaangifte. De verzoekers, een man en een vrouw, stelden dat de man niet in staat was om een officieel bewijsstuk van zijn eerdere echtscheiding te overleggen, wat volgens artikel 1:44 lid 1 onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist is voor de aangifte van een nieuw huwelijk. De rechtbank oordeelde dat de wet geen voorziening biedt voor situaties waarin het onmogelijk is om een dergelijk bewijsstuk te tonen. Dit zou in strijd zijn met de bedoeling van de wetgever, die niet wil dat mensen onterecht worden belemmerd in hun privéleven.
De rechtbank overwoog dat de term 'bewijsstukken' niet strikt beperkt hoeft te zijn tot officiële documenten van echtscheiding uit het land van herkomst. In dit geval ontbraken de officiële scheidingspapieren uit Ethiopië, en de man had geen toegang tot deze documenten. De rechtbank nam de verklaring van de man als voldoende bewijs voor de ontbinding van zijn eerdere huwelijk, aangezien er geen redenen waren om aan zijn verklaring te twijfelen. De rechtbank verklaarde dat de verzoekers voldaan hadden aan de vereisten van artikel 1:44 lid 1 onder d BW, en dat er geen beletsel was om een akte van huwelijksaangifte op te maken.
De rechtbank wees echter het verzoek af om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een akte van huwelijksaangifte op te maken, omdat de rechtbank niet kon treden in de beoordeling van andere bewijsstukken die nodig zijn voor de huwelijksaangifte. De beschikking werd niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank wees het meer of anders verzochte af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een flexibele interpretatie van bewijsvereisten in het familierecht, vooral in situaties waarin officiële documenten moeilijk te verkrijgen zijn.