ECLI:NL:RBHAA:2002:AQ0242

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 02 - 382
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging

In deze zaak heeft eiser, een ondernemer, op 9 augustus 2001 een aanvraag om subsidieverlening ingediend op basis van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging (RBB). De aanvraag werd ingediend nadat verweerder, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, op 27 september 2001 de subsidieaanvraag had afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 12 februari 2002 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 23 juli 2002 behandeld, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde J.C. den N. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Nagel. De rechtbank heeft overwogen dat de minister op basis van de Kaderwet LNV-subsidies subsidies kan verstrekken voor activiteiten die passen binnen het landbouwbeleid. De RBB biedt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor de hervestiging of beëindiging van een bedrijf in een toeslaggebied.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij recht had op subsidie op basis van de Regeling Afkoop Toedelingsrechten (RAT), maar de rechtbank oordeelde dat eiser pas op 9 augustus 2001 een aanvraag indiende, terwijl hij zijn bedrijf al had verkocht. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had gesteld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de subsidie, omdat de aanvraag te laat was ingediend volgens artikel 8 van de RBB. De door eiser aangevoerde omstandigheden konden de wettelijke weigeringsgrond niet opzij zetten.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

reg. nr: Awb 02 - 382
uitspraakdatum: 6 augustus 2002
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
A,
wonende te B,
eiser
-- tegen --
de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
verweerder
1. Ontstaan en loop van het geding
Op 9 augustus 2001 heeft eiser een aanvraag om subsidieverlening ingediend in het kader van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging (hierna: RBB).
Bij besluit van 27 september 2001 heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiser afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 24 oktober 2001 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 februari 2002 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 26 februari 2002 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 juli 2002, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde J.C. den N. Verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M. Nagel, ambtenaar ten departemente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, onder a, van de Kaderwet LNV-subsidies, kan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij - voorzover hier van belang - subsidies verstrekken met betrekking tot activiteiten welke passen in het beleid inzake de landbouw.
2.2. Op grond van de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, heeft verweerder de RBB vastgesteld. Deze regeling is gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 205 en gefaseerd in werking getreden. Ingevolge artikel 24 van de RBB treedt de regeling, met uitzondering van artikel 4, in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 28 september 2000.
2.3. In artikel 2 van de RBB is bepaald dat de minister op aanvraag subsidie kan verstrekken voor:
a. de hervestiging van een bedrijf, dat geheel of gedeeltelijk gelegen is in een toeslaggebied ter bevordering van de grondverwerving ten behoeve van natuur, recreatie of landschap, al dan niet in combinatie met de verbetering van de ruimtelijke structuur van de landbouw;
b. de beëindiging van een bedrijf, of een gedeelte daarvan, voor zover dat gelegen is in een toeslaggebied, ter bevordering van de grondverwerving ten behoeve van natuur, recreatie of landschap al dan niet in combinatie met de verbetering van de ruimtelijke structuur van de landbouw.
2.4. In artikel 8, eerste lid, onder c, van de RBB is bepaald dat, indien de beëindiging of de hervestiging van het bedrijf heeft plaatsgevonden voordat een aanvraag tot subsidieverlening was ingediend, geen subsidie wordt verleend.
2.5. Op 21 maart 2001 heeft eiser met het Bureau Beheer Landbouwgronden (hierna: BBL) een overeenkomst gesloten tot verkoop van zijn grond ter grootte van 15,5 hectare, gelegen in Westzaan. De levering vond plaats op 1 juli 2001.
2.6. Eiser heeft aangevoerd dat hij door twee publicaties van de Landinrichtingscommissie Westzaan uit 1998 en doordat hem in het kader van het verkooptraject door een taxateur-grondinkoper van de BBL was gewezen op de mogelijkheid van subsidie op grond van de Regeling Afkoop Toedelingsrechten (RAT) hij bij de verkoop van zijn grond in de veronderstelling verkeerde dat de RAT van toepassing was. Nadat hem uiteindelijk duidelijk was geworden dat hij geen aanspraak kon maken op een bijdrage op voet van de RAT omdat deze regeling was vervallen, heeft hij alsnog een aanvraag om subsidie op grond van de RBB ingediend.
2.7. De rechtbank stelt vast dat eiser pas op 9 augustus 2001 een aanvraag om subsidieverlening heeft ingediend. Toen had hij zijn bedrijf al verkocht en geleverd. Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat eiser gelet op artikel 8, eerste lid, onder c, van de RBB niet in aanmerking komt voor de door hem gevraagde subsidie.
2.8. De door eiser aangevoerde omstandigheden ter verklaring van de te late indiening van de aanvraag kunnen de dwingende weigeringsgrond die in voormeld wettelijk voorschrift is opgenomen niet opzij zetten. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de BBL eiser al bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft gewezen op de RBB, dat de secretaris van de Landinrichtingscommissie naar aanleiding van een met eiser gevoerd telefoongesprek hem bij brief van 4 april 2001 heeft bericht dat de RAT was vervallen en dat een medewerker van de BBL eiser te kennen heeft gegeven dat het hem op 10 april 2001 toegezonden aanvraagformulier RBB voor het passeren van de leveringsakte moest zijn ingediend. Eiser heeft daar toen niet de nodige aandacht geschonken.
2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.O. Vos als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op :
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.