ECLI:NL:RBHAA:2003:AF3478

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/001572-02
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Robert
  • mrs. Tielenius Kruythoff
  • mrs. Ayal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne invoer

Op 28 januari 2003 heeft de Rechtbank Haarlem, zitting houdende in Schiphol, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak werd behandeld in een meervoudige strafkamer en de zitting vond plaats op 14 januari 2003. De verdachte, die op 10 november 2002 te Schiphol ongeveer 4017,9 gram cocaïne had ingevoerd, werd geconfronteerd met een tenlastelegging die in de dagvaarding was omschreven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting is gebleken dat de verdachte niet geschaad is in zijn verdediging, ondanks enkele taal- en schrijffouten in de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne was van dien aard dat deze bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en handel, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesendertig maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/001572-02
Uitspraakdatum: 28 januari 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2003 in de zaak tegen:
[[verdachte]],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon - of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Detentie Centrum Zeist, locatie mannen, Soesterberg.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan
in dier voege dat hij op 10 november 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 4017,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal - en /of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbe-terd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 4017,9 van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoer-de hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
10, 27, 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals
hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG (36) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechte-nis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Robert, voorzitter,
mrs. Tielenius Kruythoff en Ayal, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Leer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 januari 2003.