Priority zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan LCL te voldoen de somma van € 448.407,14 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Priority in de kosten van het geding.
Aan deze vordering legt LCL het volgende ten grondslag.
3.2 Teneinde haar servicenummer over het netwerk van Priority te kunnen exploiteren heeft LCL (rechtstreeks) met Priority een daartoe strekkende overeenkomst gesloten. Naast voor zichzelf treedt LCL in de onderhavige procedure tevens op als gemachtig-de van een aantal andere nummerhouders die eveneens een zodanige overeenkomst met Priority hebben gesloten. Bovendien treedt LCL op als derdepartij bij de tussen Priority en deze nummerhouders gesloten overeenkomsten, nu daarin LCL als betaal-adres is aangewezen en deze bepaling als een derdenbeding in de zin van artikel 6:253 van het Burgerlijk Wetboek moet worden aangemerkt.
3.3 Op grond van de zoëvenbedoelde overeenkomsten is Priority gehouden de door haar ontvangen vergoedingen voor het gebruik van 0900-nummers aan de desbetreffende nummerhouder uit te betalen. Priority weigert echter de sinds medio augustus 2002 te betalen vergoedingen aan deze nummerhouders af te dragen. Deze betalingsweigering heeft Priority gemotiveerd door te stellen dat zij bevoegd is de aan de nummerhouders verschuldigde vergoedingen te verrekenen met een vordering die zij op Triple S meent te hebben. Dit beroep op verrekening is echter onterecht, aangezien Priority in de met de nummerhouders gesloten overeenkomsten niet een dergelijke verrekeningsbe-voegdheid heeft bedongen en Triple S bovendien geen partij is bij de tussen Priority en de nummerhouders gesloten overeenkomsten. Over de periode half augustus tot en met november 2002 dient Priority aan achterstallige vergoedingen € 254.141,12 te betalen.
3.4 Daarnaast heeft Priority aan nummerhouders toekomende vergoedingen ten onrechte niet uitbetaald doordat zij belminuten met betrekking tot 0900-nummers niet heeft ge-administreerd, terwijl uit de administratie van LCL blijkt dat dit telefoonverkeer wel degelijk heeft plaatsgevonden. De aldus over de periode januari tot en met november 2002 terzake gemiste belminuten verschuldigde vergoeding bedraagt € 191.266,02. Ook maakt LCL aanspraak op € 3.000,-- aan door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
3.5 Ofschoon LCL en de door haar vertegenwoordigde nummerhouders sinds 11 december 2002 niet langer gebruik maken van de diensten van Priority is het spoedeisend belang bij de onderhavige vordering erin gelegen dat LCL en deze num-merhouders door de betalingsweigering van Priority in een financieel zeer netelige po-sitie dreigen te geraken.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
Priority heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van LCL in haar vordering, althans tot afwijzing van deze vordering, met veroordeling van LCL in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Het bestaan van de door LCL gestelde (rechtstreekse) contractuele verhouding tussen haarzelf dan wel de beweerdelijk door haar vertegenwoordigde nummerhouders ener-zijds en Priority anderzijds, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voors-hands niet aannemelijk geworden. Daartoe is het volgende redengevend.
5.2 Ter onderbouwing van haar stelling dat er sprake zou zijn van met Priority gesloten overeenkomsten heeft LCL in de eerste plaats verwezen naar een door haar overge-legde fotokopie van een 'Opdrachtbevestiging Priority Telecom 0800/090x aanslui-ting', waarin als 'contractant' een nummerhouder is aangeduid. Uit de inhoud van deze opdrachtbevestiging valt echter op zichzelf niet op te maken dat dit stuk een overeen-komst belichaamt op basis waarvan Priority gehouden is om aan de betreffende num-merhouder de vergoeding voor het naar diens 0900-nummer afgewikkelde telefoon-verkeer af te dragen. Van belang is voorts dat Priority onvoldoende weersproken heeft gesteld dat deze opdrachtbevestiging enkel betrekking heeft op het ten behoeve van de betreffende nummerhouder tot stand brengen van een aansluiting op haar netwerk, in het kader waarvan zij verplicht is om te controleren of deze nummerhouder het ge-noemde servicenummer daadwerkelijk door de OPTA toegekend heeft gekregen. Het bestaan van de beweerde contractuele verhoudingen wordt vooralsnog dan ook niet gestaafd door de overgelegde opdrachtbevestiging.
5.3 Anders dan LCL heeft betoogd wordt het bestaan van deze contractuele verhoudingen ook niet aannemelijk gemaakt door het gegeven dat Priority in augustus 2002, naar aanleiding van een ten laste van een nummerhouder onder haar gelegd derdenbeslag, tegenover de beslagdeurwaarder heeft verklaard dat zij terzake een vijftiental 0900-nummers aan deze nummerhouder een bedrag van € 12.230,77 is verschuldigd. Deze verklaring berust naar de stelling van Priority op een onjuiste voorstelling van zaken bij haar juridische afdeling welke is ontstaan doordat de voor de afwikkeling van het 0800/0900-telefoonverkeer relevante overeenkomsten zijn gesloten met haar rechts-voorgangsters en haar eigen juridische afdeling dientengevolge nimmer enige bemoei-enis met deze dienstverlening heeft gehad. Deze door Priority op deze derdenverkla-ring gegeven toelichting komt de voorzieningenrechter op voorhand niet onaanneme-lijk voor, te meer nu Priority bij brief aan de beslagdeurwaarder d.d. 24 december 2002 haar onderhavige derdenverklaring heeft ingetrokken en heeft verklaard dat er tussen haar en de bedoelde nummerhouder geen rechtsverhouding bestaat uit hoofde waarvan deze iets van haar te vorderen heeft. In het licht van deze toelichting kan de stelling van LCL dat het hoofd van de juridische afdeling van Priority in een op 11 de-cember 2001 gedateerd faxbericht - dat verband hield met een (ander) onder Priority gelegd derdenbeslag ten laste van een onder de naam J.E.J.S. Exploitatie handelende nummerhouder - aan LCL het bestaan van een rechtstreekse contractuele relatie met de nummerhouder zou hebben erkend, evenmin tot een ander oordeel leiden. Voor zo-ver LCL heeft willen betogen dat zij er op grond van dit faxbericht redelijkerwijs op mocht vertrouwen in een rechtstreekse contractuele verhouding tot Priority te staan, kan zij hierin niet worden gevolgd. Zulks reeds omdat een dergelijk vertrouwen wordt gelogenstraft door de (door Priority overgelegde) brief d.d. 4 september 2002 waarin LCL zelf aan de raadsman van de nummerhouder 'J.E.J.S. Exploitatie' meedeelt: 'Er is immers geen rechtsgeldige overeenkomst tussen de partijen Priority Telecom en JEJS!!!'
5.4 Niet zonder betekenis is tenslotte dat tussen partijen vaststaat dat Priority, tot het moment waarop zij zich op verrekening ging beroepen, de aan LCL toekomende ver-goedingen feitelijk steeds aan Triple S heeft betaald en dat Triple S vervolgens aan LCL heeft doorbetaald. Deze gang van zaken lijkt steun te bieden aan de stellingname van Priority, er op neerkomende dat zij terzake de afwikkeling van 0800/0900-telefoonverkeer met Triple S heeft gecontracteerd, dat Triple S dienaangaande op haar beurt onder meer een overeenkomst met LCL heeft gesloten en dat LCL, als "weder-verkoper", overeenkomsten met nummerhouders heeft gesloten.
5.5 Nu de door LCL aan haar vordering ten grondslag gelegde contractuele verhouding met Priority voorshands niet aannemelijk zijn geworden, dient de gevraagde voorzie-ning reeds op die grond te worden geweigerd. De door Priority gevoerde weren dat LCL in deze procedure niet als gevolmachtigde van andere nummerhouders kan op-treden en dat de vordering spoedeisend belang ontbeert kunnen om die reden hier on-besproken blijven.
5.6 LCL zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Weigert de gevraagde voorziening.
6.2 Veroordeelt eisende partij in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van gedaagde partij begroot op € 193,-- aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.
6.3 Verklaart dit vonnis voor wat betreft het onder 6.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.