ECLI:NL:RBHAA:2003:AF6883

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/030970-02
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Diender
  • A. de Graaff
  • J. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachte rade in Zaandam

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 maart 2003 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in 's-Gravenhage, was gedetineerd in de P.I. Haaglanden. De tenlastelegging betrof een moord die plaatsvond op 7 september 2002 in Zaandam, waar de verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade het slachtoffer van het leven beroofde door met een vuurwapen op hem te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het feit had gepleegd, ondanks zijn beroep op noodweer en noodweerexces, welke verweren door de rechtbank werden verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht en dat hij niet in een situatie van noodweer verkeerde. De verdachte had zich met een geladen wapen naar de afgesproken plaats begeven, wetende dat er dreigementen waren geuit door het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte meer dan bereid was het vuurwapen te gebruiken en dat zijn handelen getuigde van weinig respect voor het menselijk leven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/030970-02
Uitspraakdatum: 21 maart 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 maart 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden, PCS De Kantelberg Unit 4, te 's-Gravenhage.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij
op 07 september 2002 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en met voorbedachte raad, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels op het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte handelde uit noodweer. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte werd geconfronteerd met een met een groot mes zwaaiende man, die op hem of degenen die achter hem stonden kwam afrennen en die hem vervolgens met dat mes ernstig heeft verwond.
De rechtbank verwerpt dit beroep op noodweer en overweegt daartoe als volgt:
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte door het slachtoffer in een situatie is gebracht waarin hij plotseling en onverwacht fysiek werd aangevallen en waarin hij alleen door zelfverdediging deze agressie kon afweren. Integendeel: uit het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht. Hij heeft zich immers bewust en voorzien van een geladen wapen begeven naar de plaats waar met het slachtoffer was afgesproken, terwijl hij wist dat door dit slachtoffer de nodige dreigementen waren geuit. Er zijn bovendien meerdere momenten geweest waarop verdachte anders had kunnen beslissen en hij zich aan de bedreiging door het slachtoffer had kunnen onttrekken. Verdachte bevond zich immers temidden van drie andere personen, van wie er één getracht heeft verdachte het schieten te beletten. Verdachte heeft echter, ondanks deze tegenwerking, het wapen doorgeladen, op het slachtoffer gericht en geschoten.
Dat het slachtoffer verdachte met een mes heeft verwond, betekent niet dat het schieten door verdachte onder de hiervoor vermelde omstandigheden als noodzakelijke verdediging kan worden aangemerkt. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat, gelet op de inhoud van het dossier, verdachte meer dan bereid was het vuurwapen te gebruiken. Immers, voorafgaand aan het schietincident met fatale afloop, is hij met getrokken wapen op een auto afgelopen waarin hij het latere slachtoffer vermoedde, welk vermoeden niet juist bleek te zijn.
5. Strafbaarheid van verdachte
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging. Er is derhalve sprake van noodweerexces, zodat verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer onder verwijzing naar het-geen hiervoor reeds ten aanzien van het beroep op noodweer is overwogen en onder toevoeging dat de hevige gemoedsbeweging, voor zover daarvan sprake, niet door de aanranding is veroorzaakt doch door eigen toedoen van verdachte. Reeds vóór het schietincident reageerde verdachte opgefokt, hetgeen de rechtbank afleidt uit zijn gedragingen, met name zijn reactie op telefoontjes gepleegd door [betrokkene] die avond én een kort voor het schietincident plaatsgevonden hebbende woede-uitval tegen een van de andere betrokkenen. Daarnaast verkeerde verdachte onder invloed van veel alcohol. Onder die omstandigheden moet worden geoordeeld dat hem een beroep op noodweerexces niet toekomt.
Er is evenmin anderszins een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zonder aanleiding 4 keer op de hem onbekende [slachtoffer] geschoten en hem daardoor van het leven beroofd.
Een dergelijk handelen getuigt van weinig of geen respect voor het menselijk leven. Aan de nabestaanden is voorts onherstelbaar leed toegebracht.
Een dergelijk feit schokt niet alleen de rechtsorde in ernstige mate, het brengt ook, gelet op de omstandigheden waaronder het is begaan -op de openbare weg en zonder ook maar de minste aanleiding- in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid teweeg.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: de artikelen 27, 289.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Diender, voorzitter,
mrs. De Graaff en Van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Anema,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2003.