de onderhavige zaak, indien en voor zover deze zich niet leent voor behandeling in kort geding, op de voet van artikel 438 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde-ring (Rv.) zal verwijzen naar de rechtbank Haarlem.
3.2 Aan deze vordering leggen de koopleden ten grondslag dat de door de Gemeente jegens hen in gang gezette executie onrechtmatig is. Ter onderbouwing van deze grondslag hebben de koopleden een zeer groot aantal weren tegen de executie aange-voerd. Deze weren komen er in hoofdlijnen op neer dat de Gemeente terzake hetgeen zij aan AMEV heeft betaald geen regresrecht op de individuele koopleden heeft en dat voorts de notariële akten van schuldbekentenis met gemeentegarantie niet als een exe-cutoriale titel in de zin van artikel 430 Rv. kunnen worden aangemerkt. Voor zover in het kader van dit kort geding van belang zullen deze weren (stellingen) bij de beoor-deling van het geschil nader worden besproken.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
De Gemeente heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconclu-deerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van de de koopleden in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het ge-schil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Om redenen die volgen uit hetgeen hierna wordt overwogen, acht de voorzieningen-rechter het doelmatig om over te gaan tot bespreking van de door de koopleden (sub-sidiair) aangevoerde stelling dat de onder 2.f. geciteerde akten van schuldbekentenis met gemeentegarantie geen executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv. opleveren.
5.2 Bij de beoordeling van deze stelling geldt als uitgangspunt dat aan de grosse van een authentieke akte slechts executoriale kracht toekomt met betrekking tot op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven vorderingen, alsmede met betrekking tot toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.
In geval de akte wel betrekking heeft op één of meer vorderingen, die aan de in de vo-rige alinea bedoelde vereisten voldoen, maar niet de grootte van het verschuldigde be-drag vermeldt, is de grosse van de akte niettemin voor tenuitvoerlegging vatbaar, wanneer deze de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigde bedrag kan worden vastgesteld, behoudens de moge-lijkheid van tegenbewijs door de schuldenaar (vgl. HR 26 juni 1992, NJ 1993/449).
5.3 Voorts wordt bij de beoordeling van deze stelling veronderstellenderwijs uitgegaan van de juistheid van het verweer van de Gemeente dat zij zich bij de zo-even bedoelde akten jegens AMEV borg heeft gesteld voor hetgeen het betreffende lid op grond van diens hoofdelijk medeschuldenaarschap aan AMEV verschuldigd zal zijn en dat de Gemeente uit dien hoofde een regresrecht heeft op de individuele koopleden. Tevens wordt er veronderstellenderwijs van uitgegaan dat dit regresrecht reeds op het tijdstip van het verlijden van de akten bestond dan wel dat dit regresrecht zijn onmiddellijke grondslag vindt in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.
5.4 De voorzieningenrechter kan de Gemeente niet volgen in haar betoog dat de grootte van de door de individuele leden aan haar verschuldigde bedragen in de betreffende akten zijn vermeld. Het in deze akten onder 'Schuldbekentenis' genoemde bedrag is - anders dan de Gemeente heeft betoogd - enkel het bedrag dat het betreffende lid van de coöperatie heeft geleend en niet het bedrag dat het dit lid op enig moment ten ge-volge van het uitwinnen van de door de Gemeente verleende borgstelling aan haar verschuldigd zal zijn. Dat in de akten onder 'Gemeentegarantie' is vermeld dat de Ge-meente zich verbindt 'tot borg voor de voldoening van het verschuldigde voortvloei-ende uit de bij deze akte geconstateerde geldlening' maakt het vorenstaande niet an-ders, nu zulks nog niet impliceert dat de Gemeente tot dit bedrag op het betreffende lid regres kan nemen. Een en ander volgt reeds uit het gegeven dat de Gemeente, ter be-paling van hetgeen de individuele leden aan haar verschuldigd zijn, de hiervoor onder 2.l. geciteerde - en overigens door de koopleden betwiste - berekeningsmethode heeft gehanteerd, waarbij de Gemeente onder meer de aan AMEV betaalde bedragen heeft verminderd met de opbrengst van de verkoop van het Romolenbeek II-complex en heeft vermeerderd met de hiermee gemoeid zijnde notaris- en veilingkosten.
5.5 Nu voorts gesteld noch gebleken is dat de akte de weg aangeeft langs welke op voor de koopleden bindende wijze de grootte van het door hen beweerdelijk verschuldigde bedrag kan worden vastgesteld, leidt het vorenoverwogene tot het voorlopig oordeel dat de akten van schuldbekentenis met gemeentegarantie geen executoriale titel in zin van artikel 430 Rv. opleveren. Consequentie hiervan is dat de Gemeente door het ten-uitvoerleggen van deze akten onrechtmatig jegens de koopleden zal handelen en dat de reeds gelegde executoriale beslagen als onrechtmatig moeten worden aangemerkt.
5.6 Gegeven dit oordeel brengt een afweging van de in het geding zijnde belangen de voorzieningenrechter tot de slotsom dat het gevorderde verbod op het treffen van exe-cutiemaatregelen en opheffing van de gelegde beslagen voor toewijzing in aanmerking komen. Hierbij is onder meer in aanmerking genomen dat de Gemeente de mogelijk-heid heeft om door het entameren van een bodemprocedure terzake de door haar ge-pretendeerde vordering(en) alsnog binnen een overzichtelijke termijn een executoriale titel te verkrijgen en dat deze mogelijkheid te meer voor de hand ligt nu de Gemeente na de in het kader van de borgstelling aan AMEV verrichtte betaling reeds een termijn van ongeveer acht jaar heeft laten verstrijken alvorens de executie op basis van eer-derbedoelde akten in gang te zetten.
5.7 Aangezien het voorgaande reeds tot toewijzing van de gevraagde voorzieningen leidt, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een bespreking van de overige door de koopleden tegen de executie aangevoerde weren.
5.8 De Gemeente zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van deze procedu-re worden veroordeeld waarbij de voorzieningenrechter geen termen aanwezig acht voor toewijzing van een hoger bedrag aan procureurssalaris dan na te melden. Dat de koopleden zich in deze procedure, een executiegeschil betreffende, door twee advo-caten hebben laten bijstaan en zij veel werk van de zaak gemaakt hebben, geeft geen reden om de in het ongelijk te stellen partij tot een hoger bedrag aan proceskosten te veroordelen dan het voor een kort geding gebruikelijke, forfaitaire, bedrag voor het salaris van de procureur, vermeerderd met de gemaakte verschotten.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Verbiedt gedaagde (verdere) executiemaatregelen jegens ieder der eisers te treffen krachtens de grossen van de notariële akten schuldbekentenis met gemeentegarantie van 2 maart 1992, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- te voldoen aan elke eiser tegen wie gedaagde in strijd met dit vonnis executiemaatrege-len treft.
6.2 Heft op de op 13 en 14 mei 2003 door gedaagde op basis van de grossen van de akten schuldbekentenis met gemeentegarantie ten laste van eiser sub 4. respectievelijk eise-res sub 3. gelegde executoriale beslagen.
6.3 Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van eisers begroot op € 286,16 aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.
6.4 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.