ECLI:NL:RBHAA:2003:AH9116

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/00007703
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Don
  • mrs. Bijvoet
  • mrs. Scherpenhuijsen Rom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van het gebruik van vluchtgegevens in strafzaken en de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 juni 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdediging voerde aan dat het opvragen van vluchtgegevens onrechtmatig was, omdat de verdachte op het moment van het verzoek nog geen verdachte was en de gegevens niet dienden voor opsporing maar voor douanecontrole. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat het verzoek van de officier van justitie op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens rechtmatig was, omdat het noodzakelijk was voor de voorkoming en opsporing van strafbare feiten.

De rechtbank oordeelde dat de vluchtgegevens rechtmatig waren verkregen en dat de verdediging niet had aangetoond dat de richtlijnen voor het bemonsteren van pillen niet waren gevolgd. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk MDMA had uitgevoerd en verklaarde hem strafbaar. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijfentwintig maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Tevens werd een vliegticket verbeurd verklaard, dat aan de verdachte toebehoorde en dat was gebruikt bij de uitvoering van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
VESTIGING SCHIPHOL
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/ 00007703
Uitspraakdatum: 17 juni 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juni 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Pollart te Roermond.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsverweer
De verdediging heeft betoogd dat het opvragen en verstrekt krijgen van de vluchtgegevens, op basis waarvan de bagage van verdachte is gecontroleerd, onrechtmatig is geweest. De verdediging wijst daarbij op het "verzoek terbeschikkingstelling persoonsgegevens" ondertekend door de officier van justitie d.d. 23 december 2002 welk verzoek zich in het dossier bevindt. In dit verzoek is vermeld dat de officier van justitie een opsporingsonderzoek heeft ingesteld naar een of meer strafbare feiten. Dit is aldus de raadsvrouw onjuist, omdat verdachte op het moment dat dit verzoek werd gedaan nog geen verdachte was en de vluchtgegevens niet dienden voor een opsporingsonderzoek maar voor een controle door douaneambtenaren. Hieruit volgt dat al het bewijs dat is gevolgd op het gebruik van de vluchtgegevens onrechtmatig is verkregen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt het verweer op grond van het navolgende. Het verzoek van de officier van justitie op basis waarvan de vluchtgegevens zijn verkregen is gebaseerd op de artikelen 8 aanhef en onder e, alsmede artikel 43 en 9 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Uit deze bepalingen blijkt dat persoonsgegevens kunnen worden verstrekt aan de officier van justitie voorzover dit noodzakelijk is in het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat vluchtgegevens kunnen worden opgevraagd niet alleen ten behoeve van opsporing van reeds begane strafbare feiten, maar ook ten behoeve van controle en toezicht op de luchthaven Schiphol, welke controle niet alleen is gericht op voorkoming van strafbare feiten, maar ook - zoals de ervaring leert - vaak uitmondt in opsporing van strafbare feiten. In het verzoek deelt de officier van justitie mee dat de ter beschikking te stellen persoonsgegevens uitsluitend gebruikt zullen worden ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Nu het betreffende verzoek van algemene aard is en derhalve niet specifiek gericht is op verdachte, ziet de rechtbank niet in dat sprake zou zijn van een onjuiste weergave van de gronden waarop dit algemene verzoek is gebaseerd. De vluchtgegevens zijn derhalve naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig verkregen.
De verdediging heeft betoogd dat - nu één der gehoorde getuigen heeft gesproken over richtlijnen op basis waarvan pillen worden bemonsterd en een representatieve hoeveelheid daarvan wordt gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut - die richtlijnen aan het dossier dienen te worden toegevoegd zodat kan worden beoordeeld of de monsterneming conform die richtlijnen is geschied. Nu die richtlijnen zich niet in het dossier bevinden moet ervan worden uitgegaan dat er niet conform die richtlijnen is gehandeld en dat de ingezonden monsters - nu de hoeveelheid ingezonden pillen per aangetroffen soort onduidelijk is gebleven - niet representatief zijn, zodat het onderzoek van het laboratorium geen bewijs vormt voor het feit dat het zou gaan om MDMA. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
Subsidiair voert de verdediging aan dat het gewicht van de totale telastegelegde hoeveelheid XTC pillen niet vaststaat omdat er drie soorten pillen waren en elke soort een ander gewicht had. Uit het dossier blijkt niet hoeveel pillen van elke soort zijn aangetroffen.
De rechtbank overweegt het volgende. Ter terechtzitting heeft de getuige, douaneambtenaar [X] verklaard dat er "een soort richtlijn" is op basis waarvan 50 pillen als monster naar het laboratorium worden gezonden om te testen op de aanwezigheid van stoffen als bedoeld in lijst I behorend bij de Opiumwet. De getuige heeft daarbij verklaard dat hij conform die richtlijn heeft gehandeld en dat hij 50 pillen naar het NFI heeft gestuurd.
Nu de getuige onder ede ter zitting heeft verklaard dat hij conform de richtlijn heeft gehandeld, ziet de rechtbank geen reden te gelasten dat deze richtlijn - zo deze al op schrift zou zijn gesteld - aan het dossier wordt toegevoegd. De rechtbank is van oordeel, dat nu 50 pillen naar het laboratorium zijn gestuurd en dat de monsters onder 3 verschillende registratienummers zijn ingeschreven bij het NFI per soort, sprake is geweest van representatieve monsters.
Ten aanzien van het door de verdediging subsidiair gestelde overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat het totale nettogewicht van de aangetroffen pillen door middel van weging van al die pillen is vastgesteld.
Derhalve mist het verweer feitelijke grondslag en wordt dit verweer verworpen.
De verdediging voert tevens aan dat de verdachte geen opzet op de hoeveelheid pillen heeft gehad, aangezien door verdachte en organisator geen bedrag was afgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat het om 1 kilogram pillen ging. Door opzettelijk over te gaan tot het transport van pillen MDMA, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in zijn koffer meer dan de overeengekomen hoeveelheid zou worden verpakt. Die kans heeft zich hier gerealiseerd.
Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 18 januari 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 3.956,5 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van ongeveer 3.956,5 gram van een materiaal bevattende MDMA. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De uitgevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Bij deze illegale handel wordt veel winst gemaakt.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een ticket, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van dat ticket dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
24, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet (oud).
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals
hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF EN TWINTIG MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een vliegticket SWISSAIR.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Don, voorzitter,
mrs. Bijvoet en Scherpenhuijsen Rom, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Leer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2003.