ECLI:NL:RBHAA:2003:AI0133

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/030592-01
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Toeter
  • mrs. Grosheide
  • mrs. Vogel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verband met cafebrand De Hemel te Volendam

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van de cafebrand in De Hemel te Volendam op 1 januari 2001, heeft de Rechtbank Haarlem op 18 juli 2003 uitspraak gedaan. De verdachte, een werkneemster van het café, werd beschuldigd van strafbare feiten die verband hielden met de brand. De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden. De verdediging stelde dat er een ongelijke behandeling was, omdat andere betrokkenen niet waren vervolgd. De rechtbank oordeelde echter dat de keuze om de verdachte en enkele anderen te vervolgen niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de officier van justitie op basis van het opsporingsonderzoek in redelijkheid tot deze beslissing kon komen.

Vervolgens heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag of de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte formeel geen leidinggevende functie bekleedde binnen het Wirwar-complex en dat zij feitelijk slechts beperkte bevoegdheden had. Hierdoor kon zij niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor de gebreken in de bedrijfsvoering van het café. Ook haar rol bij het ophangen van de kerstversiering werd als niet voldoende bijzonder beschouwd om strafrechtelijke aansprakelijkheid te rechtvaardigen.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Toeter als voorzitter en mrs. Grosheide en Vogel als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. Melchers. De uitspraak vond plaats na een zorgvuldige behandeling van de zaak tijdens meerdere openbare zittingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
parketnummer : 15/030592-01
uitspraak : 18 juli 2003
tegenspraak
VONNIS
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23, 24, 26 en 27 juni 2003 en 1, 2 en 4 juli 2003 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonadres].
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft allereerst een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging omdat het gelijkheidsbeginsel is geschonden en daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat het in deze zaak gaat om een dramatische samenloop van omstandigheden, waarbij velen - op welke wijze dan ook - ongewild en onbedoeld betrokken waren en waarbij gedacht kan worden aan de eigenaar van het café, zijn personeel, de gemeente Edam-Volendam, de brandweer en de jongeren die grote sterretjes mee de zaak inbrachten en deze aanstaken. Nu - behalve verdachte, haar vader en de bedrijfsleider - geen van de hiervoor bedoelde (rechts)personen vervolgd wordt, heeft - zo begrijpt de rechtbank de verdediging - het openbaar ministerie het gelijkheidsbeginsel geschonden. De keuze om verdachte, haar vader en de bedrijfsleider te vervolgen is een willekeurige en het openbaar ministerie heeft in redelijkheid niet tot de beslissing om juist hen te vervolgen kunnen komen. In het bijzonder heeft - aldus de verdediging - het openbaar ministerie lichtvaardig en overhaast besloten om de gemeente niet te vervolgen.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de keuze om al dan niet tot vervolging over te gaan op basis van het Nederlandse systeem van strafvordering aan de officier van justitie is voorbehouden en dat de rechtbank deze beslissing slechts marginaal kan toetsen.
In dit concrete geval geldt dat in aanmerking genomen:
- de bijzondere verantwoordelijkheid die [medeverdachte] als exploitant van de bar De Hemel had voor een veilige inrichting van en voor het toelatingsbeleid in dat café
- het gegeven dat een bedrijfsleider in beginsel ook die verantwoordelijkheid heeft
- en voorts dat - naar uit de stukken van het onderzoek kon worden opgemaakt - verdachte bijzondere betrokkenheid had gehad bij het ophangen van de kerstversiering,
het openbaar ministerie - zonder miskenning van het gelijkheidsbeginsel - op basis van het opsporingsonderzoek in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat slechts tot vervolging van hen moest worden overgegaan. De omstandigheid dat de door de verdediging bedoelde anderen, die weer op een andere wijze bij de brand betrokken waren, niet zijn vervolgd - terwijl dit mogelijk wel had gekund - doet daaraan niet af.
Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd.
Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte vervulde formeel geen leidinggevende functie binnen het Wirwar-complex en uit het strafdossier en uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat zij ook feitelijk slechts een zeer beperkte bevoegdheid had om zelfstandig beslissingen aangaande het bedrijf te nemen. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat zij in het Wirwar-complex een zodanige positie bekleedde, dat zij in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor (de gevolgen van) gebreken aldaar in de bedrijfsvoering.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij het ophangen van de kerstversiering niet een zodanig bijzondere rol vervulde, dat daaruit een strafrechtelijke aansprakelijkheid zou voortvloeien.
Op grond van het vorenstaande dient de verdachte van de haar tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
4. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
5. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Toeter, voorzitter,
mrs. Grosheide en Vogel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Melchers
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2003.