ECLI:NL:RBHAA:2003:AI0835

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/382
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • R.E.A. Toeter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten in uitleveringszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 augustus 2003 uitspraak gedaan over een verzoekschrift van een verzoeker, ingediend door mr. V.L. Koppe, tot vergoeding van kosten ten laste van de Staat. Het verzoek betreft een bedrag van € 52.311,58, dat is gemaakt in het kader van een uitleveringszaak. De procedure is gestart op 3 april 2003, toen het verzoekschrift ter griffie werd ingediend. De officier van justitie, mr. N.H. Vogelenzang, heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de afwijzing van het uitleveringsverzoek door de minister van justitie op 13 januari 2003. De rechtbank oordeelde dat het verzoek ontvankelijk was, ondanks de eerdere afwijzing van de uitlevering, omdat de afwijzing niet op een ontoelaatbaarverklaring was gebaseerd. De rechtbank benadrukte dat het recht op vergoeding van kosten van rechtsbijstand niet mag worden belemmerd door een ontoelaatbaarverklaring van de uitlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. V.L. Koppe als raadsman was toegevoegd aan de verzoeker en dat er geen bewijs was dat deze toevoeging was geretourneerd. Hierdoor werd aangenomen dat de raadsman bereid was om rechtsbijstand te verlenen. De rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand en de kosten voor de inschakeling van een tolk op basis van deze toevoeging moesten worden gedeclareerd. De rechtbank wees het verzoek tot vergoeding van kosten van de raadsman toe tot een bedrag van € 540,--, maar wees het verzoek voor het overige af. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. R.E.A. Toeter, in aanwezigheid van de griffier en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
ENKELVOUDIGE RAADKAMER
Registratienummer: 02/382
Parketnummer: 15/700075-02
Uitspraakdatum: 05 augustus 2003
BESCHIKKING (art.59 UW jo. 591a Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 03 april 2003 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. V.L. Koppe ingediend verzoekschrift, gedateerd februari 2003, van
[naam verzoeker], ook wel bekend als [naam verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
domicilie kiezende te [adres] ten kantore van mr. V.L. Koppe, advocaat.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 52.311,58, wegens de door deze met betrekking tot de uitleveringszaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman, de kosten voor inschakeling van een tolk daaronder medebegrepen.
Op 09 juli 2003 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen diens raadsman mr. V.L. Koppe, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. N.H. Vogelenzang die heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke afwijzing van het verzoek.
Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
Door de beslissing van de minister van justitie van 13 januari 2003, waarbij het verzoek tot uitlevering van verzoeker, dat reeds d.d. 27 september 2002 per fax bij de officier van justitie was ingekomen, alsnog - in de woorden van de minister - rauwelijks is afgewezen en als gevolg waarvan de uitleveringsdetentie op 13 januari 2003 is opgeheven, is - na intrekking van de vordering ex artikel 23 van de Uitleveringswet op 14 januari 2003 - de onderhavige uitleveringszaak geëindigd.
Het onderhavige verzoek, door verzoeker ondertekend, is op 3 april 2003 ter griffie van deze rechtbank en mitsdien tijdig ingekomen.
Nu in het onderhavige geval de zaak niet is geëindigd in een ontoelaatbaarverklaring van de verzochte uitlevering is er - op grond van de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 59 Uitleveringswet (Uw.)- hier in beginsel geen sprake van een geval, waarin het verzoek ex artikel 59 Uw. ontvankelijk is.
Zowel het Openbaar Ministerie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek desalniettemin ontvankelijk is, omdat - zoals ook met name de officier van justitie heeft benadrukt - op grond van het uitblijven van een beantwoording van de door de verdediging gestelde en door de officier van justitie aan de minister doorgeleide vragen - de stukken ongenoegzaam waren en om die reden - wanneer de rechtbank aan de behandeling van het uitleveringsverzoek zou zijn toegekomen - ontoelaatbaarverklaring van de verzochte uitlevering had dienen te volgen, welke ontoelaatbaarverklaring slechts achter-wege is gebleven door de "rauwelijkse"afwijzing van het uitleveringsverzoek door de minister.
De rechtbank deelt dit oordeel, daaraan toevoegend dat een andersluidende opvatting de mogelijkheid zou bieden om - bij een te verwachten ontoelaatbaarverklaring van een ver-zochte uitlevering een op zichzelf gerechtvaardigde vergoeding van de kosten van rechtsbijstand te verhinderen.
Verzoeker is dus ontvankelijk in het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand.
3. Beoordeling
Blijkens een zich in het uitleveringsdossier bevindende last tot toevoeging van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit arrondissement heeft deze op 19 september 2002 aan de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam op de voet van het bepaalde in artikel 24, derde lid Uw. een last tot toevoeging van mr. V.L. Koppe voornoemd aan verzoeker verstrekt.
Niet is gesteld of gebleken dat deze last door de toegevoegde raadsman is geretourneerd.
Nu op grond van het niet retourneren van de last tot toevoeging het ervoor moet worden gehouden dat de raadsman bereid is geweest verzoeker op basis van die toevoeging rechtsbijstand te verlenen, zodat niet het volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in artikel 6, derde lid EVRM besloten liggende recht van vrije advocatenkeuze in het geding is, dient de raadsman de in het kader van de behandeling van het uitleveringsverzoek gemaakte kosten van rechtsbijstand en de kosten van de inschakeling van een tolk te declareren op basis van die verleende en niet teruggestuurde toevoeging.
In dit verband verwijst de voorzitter naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), gedateerd 14 februari 2002 (NJ 02, 378) en inhoudende:
"The Court is not persuaded of the necessity of the costs claimed in the instant case since it fails to see why the applicant could not have applied for legal aid in the proceedings to which these costs relate. It appears more than likely that he would have been eligible for such aid….
Furthermore, such a step would not have interfered with the applicant's freedom to select a legal representative of his choice, and neither has it appeared or been argued that the lawyer in question would not have been prepared to represent the applicant at legal aid rates." .
Het verzoek zal voor wat betreft de hiervoor bedoelde kosten worden afgewezen.
Met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand voor de indiening en behandeling van het onderhavige verzoek en het tegelijkertijd behandelde verzoekschrift tot schadevergoeding wegens ten onrechte ondergane uitleveringsdetentie is de voorzitter van oordeel dat - nu niet is gebleken van een voor die procedure gegeven last tot toevoeging van een raadsman dat die kosten van rechtsbijstand tegen het gebruikelijke tarief voor vergoeding in aanmerking komen.
Daarom zal als volgt worden beslist.
4. Beslissing
De voorzitter:
Wijst toe het verzoek tot vergoeding van kosten van een raadsman tot een bedrag, groot
€ 540,--
Wijst het verzoek voor het overige af.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, bankrekeningnummer52.20.20.380 bij de ABN AMRO-bank ten name van de Stichting Beheer Derdengelden Böhler Franken Koppe de Feijter, onder vermelding van verzoekers naam.
5. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. R.E.A. Toeter, voorzitter,
in tegenwoordigheid van Boekel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 05 augustus 2003.