ECLI:NL:RBHAA:2003:AI1183
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. Udo de Haes
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van financiële steun na echtscheiding en ongerechtvaardigde verrijking
In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, vorderde de man van de vrouw een bedrag van € 16.526,75, dat hij had geïnvesteerd in de huurwoning van de vrouw na hun echtscheiding. De partijen waren sinds 1996 met elkaar gehuwd geweest en hadden twee minderjarige kinderen. Hun huwelijk was ontbonden op 30 oktober 2000. Na de echtscheiding hadden de man en vrouw opnieuw een affectieve relatie gekregen, waarbij de man investeringen had gedaan in de huurwoning van de vrouw. De man stelde dat deze betalingen onverschuldigd waren, omdat de vrouw niet had ingestemd met de investeringen, en dat hij recht had op terugvordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking.
De rechtbank oordeelde dat de man zijn vordering op onverschuldigde betaling niet kon onderbouwen, omdat de vrouw niet de ontvanger was van de goederen die hij had betaald. Ook de vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking werd afgewezen, omdat de investeringen ten goede waren gekomen aan de verhuurder van de woning en niet aan de vrouw zelf. De rechtbank concludeerde dat de man zijn investeringen had gedaan met het risico dat de relatie zou eindigen, en dat hij geen duidelijke afspraken had gemaakt met de vrouw over de aard van zijn betalingen.
De rechtbank wees de vorderingen van de man af en compenseerde de proceskosten, zodat ieder van de partijen zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 9 juli 2003 door mr. J.J. Udo de Haes, lid van de enkelvoudige kamer.