1. de Regiopolitie zal gebieden om de opzegging van de Overeenkomst d.d. 11 de-cember 1995 voor zover betrekking hebbende op het doen van eerste bergingen op het onderliggende wegennet jegens ieder van de Bergingsbedrijven binnen twaalf uur na betekening van dit vonnis ongedaan te maken;
2. de Regiopolitie zal gebieden om de Overeenkomst d.d. 11 december 1995 jegens ieder van de Bergingsbedrijven onverkort en volledig na te komen, zulks in voege dat de Regiopolitie (ook) alle opdrachten tot het doen van alle takel- en bergings-werkzaamheden in de regio Kennemerland op het onderliggende wegennet op de voorwaarden en condities als genoemd in de Overeenkomst dan wel als nader met (één van) de Bergingsbedrijven overeengekomen, aan de Bergingsbedrijven ver-leent op de wijze als voorzien in de Overeenkomst;
3. de Regiopolitie zal veroordelen tot betaling aan de Bergingsbedrijven van een dwangsom groot € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een geheel gerekend, dat één of meer van de hier-voor weergeven bevelen jegens de Bergingsbedrijven niet, dan wel niet tijdig wordt nagekomen;
4. de Regiopolitie zal veroordelen in de kosten van dit kort geding.
3.2 Aan deze vordering leggen de Bergingsbedrijven ten grondslag dat de Regiopolitie jegens hen wanprestatie pleegt c.q. onrechtmatig handelt. Zij voeren daartoe het vol-gende aan.
3.3 De hiervoor onder 2.b. geciteerde Overeenkomsten hebben betrekking op het verrichten van alle bergingswerkzaamheden. Anders dan de Regiopolitie heeft gesteld is het toepassingsbereik van de Overeenkomsten derhalve niet beperkt tot de zoge-noemde politieslepen, maar vallen hieronder ook de eerste bergingen op zowel het hoofd- als onderliggende weggennet. Tijdens een op 28 januari 2003 gehouden over-leg tussen de Bergingsbedrijven en de Regiopolitie hebben de Bergingsbedrijven zich bereid verklaard om, zonder hun rechten op te geven, voorlopig te accepteren dat de Regiopolitie de met Rijkswaterstaat aangegane verplichting met betrekking tot ber-gingen op het hoofdwegennet nakomt en hen daarom niet inschakelt bij eerste bergin-gen op het hoofdwegennet. Zulks laat echter onverlet dat de Regiopolitie ingevolge de Overeenkomsten gehouden is om in geval van eerste bergingen op het onderliggende wegennet de Bergingsbedrijven in te schakelen.
3.4 Gegeven dat in het reglement terzake de door SIMN georganiseerde aanbesteding voor de periode 2002-2005 is bepaald dat een inschrijver slechts bergingsopdrachten mag verrichten in (het) aan hem gegunde rayon(s) en een inschrijver in geval van niet-gunning in geen enkel rayon bergingsopdrachten mag verrichten, zou inschrijving door de Bergingsbedrijven hebben geïmpliceerd dat zij de ingevolge de Overeenkom-sten aan hen toegekende rechten zouden prijsgeven. Door niet op deze aanbesteding in te schrijven hebben de Bergingsbedrijven bewerkstelligd dat de BIM, en dan met na-me de aanstelling van één berger per rayon, geen gevolgen heeft gehad voor de gel-ding en het toepassingsbereik van de Overeenkomsten. Op dit moment zijn de Ber-gingsbedrijven nog immer onverkort gerechtigd tot het uitvoeren van bergingsop-drachten die afkomstig zijn van anderen dan SIMN of een alarmcentrale en is de Re-giopolitie nog immer onverkort gehouden tot nakoming van de door haar bij de Over-eenkomsten aangegane verbintenissen.
3.5 De hiervoor onder 2.k. en 2.l. bedoelde beleidswijziging van de regiopolitiekorpsen vindt haar grondslag in het standpunt van SIMN en de alarmcentrales dat zij slechts de kosten van een eerste berging zullen vergoeden indien deze berging is uitgevoerd door een bedrijf aan wie het betreffende rayon in het kader van de aanbesteding voor de pe-riode 2002-2005 is gegund. De Overeenkomsten staan echter geheel los van deze aan-besteding terwijl eerste bergingen op het onderliggende wegennet ingevolge het hier-voor onder 2.h. genoemde besluit van de NMa per 1 juli 2003 bovendien geen deel meer uitmaken van de BIM. Voorts hebben de Bergingsbedrijven sinds jaar en dag de kosten van de door hen verrichtte eerste berging bij de eigenaar van de auto dan wel bij diens verzekeraar en niet bij de alarmcentrale in rekening gebracht en is vervolgens ook steeds betaling verkregen van de verzekeraar, diens gemachtigde of de eigenaar. Het zo-evenbedoelde standpunt van de SIMN kan deze beleidswijziging dan ook niet dragen.
3.6 Van belang is verder dat de Overeenkomsten een bepaalde geldingsduur hebben en dat daarin geen mogelijkheid van tussentijdse opzegging is bedongen. Dit een en ander brengt mee dat de Overeenkomsten in beginsel niet eenzijdig tussentijds kunnen wor-den opgezegd (vgl. HR 21 oktober 1988, NJ 1990, 439). De onderhavige beleidswijzi-ging kan voorts niet worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid die van dien aard is dat zij opzegging van de Overeenkomsten door de Regiopolitie niettemin zou rechtvaardigen. Immers, nu de rekeningen van de Bergingsbedrijven tot 5 au-gustus 2003 steeds door de verzekeraars of de eigenaar van de auto zijn voldaan is er geen reden om aan te nemen dat zulks na die datum anders zal zijn en is er ook geen sprake van (dreigend) nadeel voor de Regiopolitie. In het geval dat de onderhavige beleidswijziging wel als een voldoende rechtvaardiging voor tussentijdse opzegging van de Overeenkomsten zou moeten worden aangemerkt, geldt bovendien dat slechts kan worden opgezegd indien de Regiopolitie de door de Bergingsbedrijven als gevolg van die opzegging geleden schade vergoedt (vgl. HR 23 juni 1989, NJ 1991, 673). Een aanbod tot zodanige schadevergoeding heeft de Regiopolitie tot dusver echter niet ge-daan.
3.7 Sinds de per 5 augustus 2003 ingevoerde beleidswijziging hebben de Bergingsbedrij-ven geen opdrachten voor bergingen op het onderliggende wegennet van de Regiopo-litie verkregen. Hierdoor is ongeveer 98% van hun voorheen op de Overeenkomsten behaalde omzet weggevallen en lijden zij een schade die voor hen tezamen wordt ge-raamd op € 5.000,-- per dag. Nu de Bergingsbedrijven hun bedrijfsvoering, materieel en personeelsbestand volledig hebben afgestemd op het ingevolge de Overeenkomsten te verkrijgen volume aan sleepopdrachten, worden zij als gevolg van deze gang van zaken rechtstreeks in hun voortbestaan bedreigt. De Bergingsbedrijven hebben dan ook een spoedeisend belang bij hun vordering.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
De Regiopolitie heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconclu-deerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van de Bergingsbedrijven in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 De Regiopolitie kan niet worden gevolgd in haar betoog dat de vordering van de Bergingsbedrijven spoedeisend belang zou ontberen. In de aan deze vordering ten grondslag gelegde stelling dat de Bergingsbedrijven als gevolg van de beleidswijzi-ging een zodanig omzetverlies lijden dat de continuïteit van hun ondernemingen in gevaar komt is op zich een voldoende spoedeisend belang gelegen om in die vordering te kunnen worden ontvangen.
5.2 Het door de Regiopolitie ten gronde gevoerde verweer komt er op neer dat de Overeenkomsten alleen betrekking hebben op politieslepen en dat haar naar aanleiding van de met ingang van 5 augustus 2003 ingevoerde beleidswijziging daarom geen wanprestatie kan worden verweten. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
5.3 De Bergingsbedrijven onderbouwen hun stelling dat de Overeenkomsten alle ber- gingen betreffen door in de eerste plaats te verwijzen naar de schets van de achter-grond van de Overeenkomsten zoals die is vervat in het hiervoor onder 2.c. geciteerde e-mailbericht. Hierin komt naar voren, zo benadrukken de Bergingsbedrijven, dat voor de Regiopolitie belangrijke motieven voor het aangaan van de Overeenkomsten waren gelegen in kostenbeperking en het voorkomen dat de Regiopolitie zelf kosten aan de eigenaren van de geborgen auto's moest gaan doorberekenen. In het verlengde hiervan wijzen de Bergingsbedrijven er op dat zij met de Regiopolitie zeer substantiële kortin-gen op hun tarieven zijn overeengekomen. Zouden de Overeenkomsten zijn beperkt tot politieslepen dan hadden de Bergingsbedrijven, naar zij stellen, nimmer met zoda-nige kortingen hebben ingestemd, aangezien het aantal politieslepen betrekkelijk ge-ring is (minder dan 2% van de totaalomzet) en deze kortingen juist zijn gebaseerd op een groot volume aan sleep- en opslagopdrachten. Daarnaast hebben de Bergingsbe-drijven er op gewezen dat uit de stroomschema's die deel uitmaken van de Overeen-komsten blijkt dat voertuigen die betrokken zijn bij een ongeval en niet door de politie zullen worden onderzocht, niettemin naar de opslag van het betreffende Bergingsbe-drijf worden gebracht en dat het Bergingsbedrijf vervolgens zelf alles afhandelt. Ook hebben de Bergingsbedrijven gewezen op 'het Sleepbegeleidingsformulier' met de op de achterzijde gedrukte 'Leidraad Auto's' van de Regiopolitie d.d. 3 september 1997 waarin is vermeld dat 'alle auto's dienen te worden versleept naar het bergingsbedrijf'. Uit publicaties in onder meer het Regiopolitie-maandblad 'Regionaal' van 22 decem-ber 1995 valt volgens de Bergingsbedrijven eveneens op te maken dat de Overeen-komsten mede betrekking hebben op voertuigen die betrokken zijn bij een aanrijding en waarvan de bergingskosten door de eigenaar of diens verzekeraar moeten worden betaald.
5.4 Tegenover deze stellingname heeft de Regiopolitie volstaan met het kwalificeren van de stellingen van de Bergingsbedrijven als 'onjuistheden' en het handhaven van haar standpunt dat de Overeenkomsten uitsluitend betrekking hadden op politieslepen, het-geen niet als een voldoende gemotiveerde betwisting kan worden aangemerkt. Daar komt bij dat de Regiopolitie ter terechtzitting, naar aanleiding van daartoe strekkende vragen van de voorzieningenrechter, het in voormeld e-mailbericht gestelde omtrent het verhaal van de kosten van een niet-politieberging, de wens van de politie om bij bergingen wachttijden en kosten te beperken alsmede het resultaat van de Overeen-komsten op zichzelf als juist heeft erkend. Hieruit vloeit noodzakelijkerwijs voort dat partijen met het sluiten van de Overeenkomsten een regime in het leven hebben willen roepen waarbij de door de Regiopolitie gewenste kostenbeperking en zekerheid van een snelle berging is uitgeruild tegenover de door de Bergingsbedrijven gewenste ze-kerheid van een groot volume aan bergingsopdrachten. Nu voorts niet gemotiveerd is bestreden dat het aantal politieslepen slechts een zeer gering percentage van de totale verslepingen vormt, is de conclusie dat de Overeenkomsten mede strekken tot het ver-richten van eerste bergingen op het hoofd- en onderliggende wegennet onontkoom-baar.
5.5 Gegeven deze strekking heeft de Regiopolitie door vanaf 5 september 2003 in het geheel geen opdrachten inzake eerste bergingen op het onderliggende wegennet aan de Bergingsbedrijven te verstrekken, de Overeenkomsten met ingang van die datum feitelijk opgezegd. Dat de aan deze opzegging ten grondslag liggende beleidswijziging kan worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid die van dien aard is dat de Bergingsbedrijven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde in-standhouding van de Overeenkomsten niet mogen verwachten, is voorts gesteld noch gebleken. De drastische maatregel die de Regiopolitie wat betreft haar relatie tot de Bergingsbedrijven heeft doorgevoerd behoeft een aanzienlijk steviger motivering dan ter terechtzitting is gegeven. De Regiopolitie moet dan ook vooralsnog onverkort tot nakoming van de Overeenkomsten gehouden worden geacht.
5.6 Voorts is het gestelde omtrent de feitelijke gevolgen van de door de Regiopolitie gemaakte draai niet betwist. Uit die stellingen vloeit voort dat voortduring van de thans bestaande feitelijke situatie welhaast onontkoombaar tot het faillissement van de Bergingsbedrijven zal leiden. Bij die stand van zaken dient een voorziening te wor-den getroffen die waarborgt dat de status quo ante wordt hersteld totdat in een bodem-procedure zal zijn vastgesteld dat de Regiopolitie een toereikende grond voor beëindi-ging van de Overeenkomsten heeft.
5.7 Niet in geschil is dat het de Regiopolitie ook vóór 5 augustus 2003 vrijstond om een ander dan de Bergingsbedrijven in te schakelen indien de bestuurder van het gestrande voertuig hier om had verzocht. De voorziening zal zodanig worden geformuleerd dat deze ruimte blijft bestaan en dat executieproblemen zoveel mogelijk worden voorko-men. Tevens zal de gevorderde dwangsomveroordeling worden gemaximeerd als hierna te melden.
5.8 De Regiopolitie zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Gezien de bewerkelijkheid van de zaak en het gebrek aan pleitbaarheid van het door de Regiopolitie ingenomen standpunt ziet de voorzienin-genrechter aanleiding het procureurssalaris wat hoger te liquideren.