RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/000370-02
Uitspraakdatum: 4 november 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
Ten aanzien van feit 1 primair
hij op 21 april 2002 in Nederland, op de oostelijke rijbaan van de rijksweg A4 telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens opzettelijk J. Voordouw en W.P. Rus en R.W.A. van Rijn (politie-ambtenaren) van het leven te beroven, met dat opzet
- met een door hem, verdachte, bestuurd voertuig (bestelbus) over de rijksweg A4 heeft gereden en
- vervolgens met dat voertuig in de richting van die Voordouw (motoragent) is gereden en
- vervolgens met dat voertuig (met hoge snelheid) op die Voordouw is ingereden en
- vervolgens met dat voertuig in de richting van die Rus en Van Rijn (politieambtenaren in een opvallend voertuig) is gereden en
- vervolgens met dat voertuig met hoge snelheid op die Rus en Van Rijn is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op 21 april 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en te Alkemade en te Leiden (telkens) als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een of meer verkeersongeval(len) op de Doornburg te Hoofddorp en/of op de rijksweg A4, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan anderen (te weten de Dienst Openbare Werken en/of [naam slachtoffer] en/of de politie K.L.P.D.) schade was toegebracht.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair Poging doodslag, meermalen gepleegd.
Feit 2 Overtreding van artikel 7 lid 1 aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij ten tijde van het plegen van de delicten volledig ontoerekeningsvatbaar was.
Dit volgt uit het rapport d.d. 19 juli 2002, opgesteld door psychiater Van der Woerdt, die van oordeel was dat verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan een dissociatieve stoornis en als gevolg daarvan volledig ontoerekeningsvatbaar was.
Uit het psychiatrisch rapport d.d. 28 augustus 2003 van J.M.J.F. Offermans, en het psychologisch rapport d.d. 5 september 2003 van R.A. Sterk volgt dat verdachte ten tijde van het delict niet lijdende was aan een dissociatieve stoornis maar aan een persoonlijkheidsstoornis als gevolg waarvan verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Nu de deskundigen het met elkaar oneens zijn stelt de raadsman dat de keuze in het voordeel van verdachte dient uit te vallen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 31 januari 2003 het Pro Justitia-rapport d.d. 19 juli 2002 van A.P. van der Woerdt, ook na haar mondelinge toelichting ter zitting, op een aantal onderdelen niet concludent geoordeeld en zich vooralsnog onvoldoende voorgelicht geacht. In de nadien uitgebrachte rapportages geven psychiater Offermans en psycholoog Sterk een duidelijk antwoord op de eerder bij de rechtbank levende vragen. Voorts geven zij beiden gemotiveerd aan op grond waarvan zij van mening zijn dat verdachte ten tijde van de delicten niet lijdende was aan een dissociatieve stoornis maar aan een persoonlijkheidsstoornis, op basis waarvan zij concluderen dat verdachte ten tijde van de delicten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank verenigt zich met deze conclusie en maakt deze tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het psychiatrisch Pro Justitia-rapport d.d. 28 augustus 2003, opgesteld door J.M.J.F. Offermans, uit het psychologisch Pro Justitia-rapport d.d. 5 september 2003, opgesteld door R.A. Sterk en uit de voorlichtingsrapporten van de Stichting Reclassering Nederland, Arrondissement Amsterdam, Unit Haarlem d.d. 6 au-gustus 2002 en d.d. 14 oktober 2003 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is met zijn auto tegen een lantaarnpaal gereden en heeft zich vervolgens als spookrijder op de oostelijke rijbaan van de A4 begeven, waarbij hij een verkeerschaos heeft veroorzaakt. Hij heeft meerdere aanrijdingen veroorzaakt en is doorgereden zonder zijn identiteit kenbaar te maken. Toen agenten poogden hem te doen stoppen is hij op hen ingereden waarbij de agenten in kwestie doodsangsten hebben uitgestaan. Het is geenszins aan verdachte te danken dat zijn handelen tot niet meer dan materiële schade heeft geleid.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat verdachte ten tijde van de delicten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank, mede gelet op voornoemde rapportages, verplicht contact met de Stichting Reclassering Nederland, Arrondissement Amsterdam, Unit Haarlem gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank acht verder ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. Gelet op het door verdachte veroorzaakte gevaar voor de verkeersveiligheid, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een rijontzegging moet worden opgelegd voor langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij Gemeente Haarlemmermeer heeft een vordering tot schadevergoeding van € 459,58 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, bestaande uit de kosten van herstel van de schade aan de lichtmast.
Ten laste van verdachte is onder 2 onder meer bewezenverklaard dat hij te Hoofddorp is doorgereden na een aanrijding. Art. 7, eerste lid, WVW 1994 strekt er onder meer toe het slachtoffer van een ongeval in staat te stellen de veroorzaker daarvan aansprakelijk te stellen voor de geleden schade. Gelet daarop en gelet op het zeer nauwe verband tussen het bewezenverklaarde feit en de direct daaraan voorafgaande door verdachte veroorzaakte aanrijding van de lichtmast, is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden schade rechtstreeks is veroorzaakt door dit bewezenverklaarde feit. Verdachte is civielrechtelijk aansprakelijk voor deze schade. Nu de vordering voorts eenvoudig is vast te stellen, zal deze dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 458,58. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 287
Wegenverkeerswet 1994: 7, 176, 179
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 243 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, Arrondissement Amsterdam, Unit Haarlem thans in de persoon van de heer F.J.J.M. van Himbergen, zolang die instelling dit nodig acht, ook als zulks inhoudt het volgen van een behandeling bij de Waag.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet 1994.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij Gemeente Haarlemmermeer geleden schade tot een bedrag van € 459,58 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan Dienst Openbare Werken Gemeente Haarlemmermeer, voornoemd, rekeningnummer 28 50 58 797, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer Dienst Openbare Werken Gemeente Haarlemmermeer de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 459,58, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Waesberghe, voorzitter,
mrs. Bijvoet en Van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Koster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2003.