ECLI:NL:RBHAA:2004:AO2831

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
214304
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en betalingsverplichtingen tussen Demiurg Holding B.V. en MBM Bestratingen B.V.

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Haarlem, gaat het om een huurovereenkomst tussen Demiurg Holding B.V. en MBM Bestratingen B.V. De huurovereenkomst betreft een parkeerplaats en kantoorruimte, die op 21 december 1995 werd ondertekend door Demiurg als verhuurster en Tradis Wegenbouw B.V. als huurster. De overeengekomen huurprijs was ƒ450,00 per maand. De handtekening van de directeur van Tradis, [X], werd onder het contract geplaatst met behulp van een handtekeningstempel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks het gebruik van de handtekeningstempel, de huurovereenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen.

Demiurg vorderde betaling van achterstallige huur over een periode van meer dan vijf jaar, maar de kantonrechter wees deze vordering gedeeltelijk af. Beide partijen werd een verwijt gemaakt voor het niet tijdig opzeggen van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het niet redelijk en billijk was om MBM te verplichten om huur over een periode van meer dan vijf jaar te betalen, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechter bepaalde dat MBM nog huur moest betalen tot 1 januari 2000, omdat zij na een herinnering in 1999 de huurovereenkomst had kunnen opzeggen.

De wettelijke rente werd toegewezen over de tot 1 januari 2000 niet betaalde huurpenningen, en de proceskosten werden tussen beide partijen gecompenseerd. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor het overleg van specificaties door Demiurg, met de mogelijkheid voor MBM om hierop te reageren. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2004.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 214304
datum vonnis: 4 februari 2004
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEMIURG HOLDING B.V.,
te Wouw, gemeente Roosendaal,
EISERES,
hierna: Demiurg,
gemachtigde mr. M.L. Groen,
--tegen--
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MBM BESTRATINGEN B.V.,
te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
GEDAAGDE,
hierna: MBM,
gemachtigde mr. R.W.F. Heijmeriks.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 11 juli 2003, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 22 oktober 2003 uitgesproken tussenvonnis,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met productie.
1.2 De bij het vonnis van 22 oktober 2003 gelaste comparitie van partijen heeft niet plaatsgevonden in verband met verhinderdata en het gebrek aan mogelijkheden om op kortere termijn dan waarbinnen schriftelijk kon worden voortgeprocedeerd een comparitie van partijen te houden.
1.3 MBM heeft bij conclusie van dupliek nog een productie in het geding gebracht. Demiurg heeft op die productie niet kunnen reageren. Aangezien die productie een vonnis in kort geding betreft van de Rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen op 2 september 2003, moet ervan worden uitgegaan dat deze productie ook bij Demiurg bekend is. Daarom bestaat er geen noodzaak om Demiurg alsnog in de gelegenheid te stellen om op die productie te reageren; zij is immers niet geschaad in haar verdediging.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast:
a. Op 21 december 1995 is een huurovereenkomst ondertekend door Demiurg als verhuurster en Tradis Wegenbouw B.V. (hierna: Tradis) als huurster met betrekking tot de verhuur van perceel K269-810 te Boskoop met ingang van1 januari 1996.
b. De overeengekomen huurprijs bedraagt ƒ450,00 per maand.
c. [X] was van 1 januari 1994 tot 14 april 1997 directeur van Tradis.
d. Ten tijde van het directeurschap van [X] bij Tradis is van zijn handtekening een stempel vervaardigd, waarop boven de letter "[letter]" een soort kroontje is ge-zet.
e. Dit handtekeningstempel van [X] is gebruikt bij de ondertekening van het huurcontract op 21 december 1995.
f. Bij factuurnummer 199801 van 30 december 1998 heeft Demiurg aan Tradis de huur over het jaar 1998 (ƒ5.400,00) in rekening gebracht.
g. Deze factuur is in de boekhouding van Tradis voor het jaar 1998 verwerkt onder het kopje "Onroerend goed huur".
h. Per 1 januari 1999 zijn de aandelen in Tradis verkocht en is de naam gewijzigd in MBM Bestratingen B.V.
i. Sedert 1 januari 1999 is MBM de rechtsopvolgster van Tradis. Met ingang van
1 januari 1999 is de vestiging van MBM verplaatst van Boskoop naar Ridderkerk.
j. [X] is sedert 1 januari 1999 bestuurder van MBM en sedert 3 april 2001 de enig aandeelhouder van MBM.
3. De vordering
3.1 Demiurg vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij vonnis, eveneens ten aanzien van de kostenveroordeling:
I. MBM zal veroordelen tot betaling van €12.688,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 1999, althans vanaf de dag dat het verzuim is ingetreden, althans vanaf de dag dat de betaling ver-schuldigd was, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening.
II. MBM zal veroordelen tot betaling van de na 30 juni 2003 verschuldigde huursom ad €1.013,75 per maand, nog te vermeerderen met de wettelijke indexering, totdat de huurovereenkomst tot een einde zal zijn gekomen.
III. MBM zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 Demiurg heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd:
Partijen zijn per 1 januari 1996 met elkaar een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot de parkeerruimte alsmede kantoorgebruik betreffende het perceel
K269-810 te Boskoop, zulks voor onbepaalde tijd, tegen een huurprijs van ƒ450,00 per maand. Uit de handelsregisterhistorie volgt dat [X] ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst enig bestuurder was van Tradis en ook alleen/ zelfstandig bevoegd was tot het aangaan van die overeenkomst.
De verschuldigde huursom is aanvankelijk ook feitelijk door Tradis voldaan.
Nadat MBM al eerder was aangeschreven is haar op 28 september 1999 een herinnering gestuurd. Vervolgens is die herinnering herhaald in het schrijven van 19 oktober 1999. Nadien is de kwestie wederom rechtstreeks aan de orde gesteld tussen de gemachtigden van partijen.
MBM heeft de gelegenheid gehad de overeenkomst rechtsgeldig op te zeggen, maar heeft dat nagelaten.
MBM voldoet niet meer aan haar verplichting tot betaling van de overeengekomen huursom. Tot en met 30 juni 2003 heeft Demiurg opeisbaar €12.688,00 in hoofdsom te vorderen.
4. Het verweer
MBM heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Door MBM wordt allereerst bestreden dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat.
5.2 MBM heeft aangevoerd dat het huurcontract niet door [X] is gestempeld en dat er gebruik is gemaakt van de handtekeningstempel om klaarblijkelijk een huurovereen-komst tot stand te laten komen in strijd met de wens van Tradis.
De kantonrechter verwerpt dit verweer van MBM. Tussen partijen is niet in geschil dat de handtekeningstempel is vervaardigd in verband met het feit [X] destijds nauwelijks kon lezen of schrijven. Gesteld noch gebleken is dat de handtekeningstempel in 1995 is gebruikt in strijd met toen geldende afspraken om onjuist gebruik van de stempel te voorkomen. MBM kan daarom niet volstaan met slechts te stellen dat [X] niet zelf de stempel heeft geplaatst. Zij had nadere feiten moeten stellen waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat in strijd met haar uitdrukkelijke wil de handtekeningstempel is geplaatst. Dit geldt temeer nu tussen partijen vaststaat dat de factuur voor de huur over 1998 in de boekhouding van Tradis als huur onroerend goed is verwerkt en gesteld noch gebleken is dat MBM op enig moment tijdig tegen die factuur heeft geprotesteerd. Nu voorts door MBM impliciet wordt erkend dat zij de parkeerplaats en kantoorruimte daadwerkelijk heeft gebruikt, zij heeft immers zelf gesteld dat haar vestiging van Boskoop werd verplaatst naar Ridderkerk, moet van het bestaan van de huurovereenkomst tussen partijen worden uitgegaan.
5.3 Het feit dat [X] ten tijde van de ondertekening van het contract privé in staat van faillissement verkeerde doet daar niet aan af nu hij immers bij de ondertekening als bestuurder van Tradis optrad.
5.4 Ook het feit dat de handtekeningstempel afwijkt van de werkelijke handtekening van [X] doet niet af aan het vorenstaande. Gesteld noch gebleken is immers dat Tradis voorzieningen heeft getroffen om te voorkomen dat de handtekeningstempel, die immers niet goed zou zijn, zou worden gebruikt.
5.5 Voorts heeft MBM tegen de vordering aangevoerd dat op Demiurg de verplichting rust haar schade te beperken en dat de huur, voor zover tot stand gekomen, met ingang van 1 januari 1999 is geëindigd, omdat:
a. geen enkele rekening ter zake van huur werd ontvangen,
b. geen enkele aanmaning ter zake van huur werd ontvangen en
c. geen overleg heeft plaatsgevonden met betrekking tot de gepretenteerde huurachter-stand tussen partijen.
5.6 Niet gezegd kan worden dat de huurovereenkomst per 1 januari 1999 reeds is geëindigd door de verplaatsing van de vestiging van MBM naar Ridderkerk. Daarvoor zou de overeenkomst moeten zijn opgezegd of ontbonden. Het een noch het ander is gebeurd.
5.7 Volgens Demiurg heeft zij op 28 september 1999 aan Tradis h.o.d.n. MBM Bestratingen een herinnering gestuurd en is die herinnering herhaald in het schrijven van 19 oktober 1999. MBM heeft volstaan met een ontkenning dat ooit aanmaningen zijn gezonden. Zij heeft niet aangevoerd dat de twee herinneringen naar een foutief adres zijn verzonden. Nu voorts de adressering in overeenstemming is met het uittreksel uit het Handelsregister moet ervan worden uitgegaan dat de adressering juist was en de herinneringen ook daadwerkelijk zijn aangekomen.
5.8 Het had op de weg van beide partijen gelegen om naar aanleiding van de verplaatsing van het bedrijf van Tradis naar Ridderkerk duidelijkheid te creëren over het al dan niet voortbestaan van de huurrelatie, althans daarover met elkaar in overleg te treden. Zo had Demiurg, mede uit hoofde van haar verplichting haar schade te beperken, niet mogen volstaan met de herinneringen van 28 september en 19 oktober 1999 om er vervolgens, hoewel de huurpenningen niet meer werden betaald, het zwijgen toe te doen. Anderzijds had MBM de huurovereenkomst, al was het maar voor zover nodig, met inachtneming van de daarvoor geldende termijn van drie maanden, kunnen en behoren op te zeggen.
5.9 Aan beide partijen valt derhalve een verwijt te maken voor de ontstane situatie. Het is daarom niet in overeenstemming met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid om MBM thans nog de huur over een periode van meer dan vijf jaren te laten betalen.
5.10 Uitgaande van de overeengekomen mogelijkheid tot opzegging op een termijn van drie maanden acht de kantonrechter het redelijk en billijk dat MBM nog huur betaalt tot 1 januari 2000. MBM had immers na de herinnering van 28 september 1999 alsnog kunnen opzeggen.
5.11 Nu niet duidelijk is gebleken vanaf welk moment de huur niet meer is voldaan, Demiurg heeft haar vordering wat dit betreft onvoldoende gespecificeerd, zal de zaak naar de rol worden verwezen om Demiurg de gelegenheid te geven een specificatie in het geding te brengen waaruit blijkt welke bedragen aan huur tot 1 januari 2000 tegen ƒ450,00 per maand verschuldigd waren, welke bedragen in mindering daarop zijn betaald en welk bedrag per saldo resteert dat MBM thans nog dient te betalen.
MBM zal in de gelegenheid worden gesteld op die specificatie te reageren.
5.12 Voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is geen aanleiding, nu ook aan Demiurg een verwijt valt te maken voor de ontstane situatie.
5.13 De wettelijke rente is verschuldigd vanaf de vervaldatum van de huurtermijnen en is toewijsbaar over de tot 1 januari 2000 niet betaalde huurpenningen.
5.14 Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
5.15 Het staat partijen uiteraard vrij om op basis van het bovenstaande tot een regeling te komen. In dat geval kunnen zij ter rolle gezamenlijk doorhaling van de procedure verzoeken.
5.16 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De kantonrechter:
Verwijst de zaak naar de rolzitting van:
WOENSDAG 3 MAART 2004
voor akte overlegging specificatie aan de zijde van Demiurg.
Bepaalt dat aan MBM een antwoordakte zal worden toegestaan.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het open-baar uitge-sproken ter terechtzitting van 4 februari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.