reg. nr: Awb 03 - 1199
uitspraakdatum: 29 januari 2004
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
meervoudige kamer
Chipshol III B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. H.J.M. van Schie, advocaat te Amsterdam,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 20 november 2002 heeft verweerder geweigerd aan eiseres bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van bedrijfshallen en kantoren op het perceel bekend staand als het Groenenbergterrein te Schiphol-Rijk.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 december 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 mei 2003, verzonden 2 juni 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is verweerder afgeweken van het advies van 6 maart 2003 van de vaste commissie voor de bezwaar- en beroepschriften en heeft verweerder verwezen naar het advies van de directeur van de dienst Openbare Werken van 18 maart 2003.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 11 juli 2003 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 december 2003, alwaar namens eiseres [naam persoon], directeur, is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd en mr. M.P. van der Plaats en mr. A. Hogeveen, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
2.1. Eiseres heeft op 12 september 2002 bouwvergunning aangevraagd voor het bouwen van bedrijfshallen en kantoren op het perceel bekend staand als het Groenenbergterrein te Schiphol-Rijk. Dit terrein is in de directe nabijheid gelegen van de start- en landingsbaan genaamd de "Aalsmeerbaan".
2.2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Schiphol-Zuidoost", door de raad van de gemeente Haarlemmermeer vastgesteld op 23 november 1989. De betreffende gronden hebben daarin de bestemming "agrarische doeleinden(AI/a)".
In artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften is bepaald dat de op de kaart als zodanig aangegeven gronden bestemd zijn voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf.
2.3. Bij besluit van 4 juli 2000 heeft verweerder het wijzigingsplan "Schiphol-Zuidoost" vastgesteld. Hierbij zijn de gronden gelegen tussen Schiphol-Cargo, de Aalsmeerbaan en de Fokkerweg gewijzigd in de bestemming "Bedrijfsdoeleinden I", met bouwhoogten, zoals die op de aan voornoemd besluit gehechte tekening zijn aangegeven en met dien verstande dat het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van de voorschriften behorend bij het bestemmingsplan "Schiphol-Zuidoost" na de wijziging van toepassing is. Dit wijzigingsplan is in werking getreden op 4 september 2002, na de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften is bepaald dat de op de kaart als "Bedrijfsdoeleinden I" aangegeven gronden bestemd zijn voor:
- platformgebonden bedrijven, met uitzondering van cateringbedrijven en met uitzondering van bedrijven die vallen onder het besluit Categorie A-inrichtingen Wet geluidhinder (...);
- ondersteunende bedrijven gericht op de dienstverlening aan platformgebonden bedrijven;
- terreinen bij genoemde bedrijven;
- wegen, voetpaden en fietspaden;
- groenvoorzieningen en waterpartijen, waaronder weg- en waterbouwkundige constructies;
- parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
2.4. Het bouwplan is, blijkens de bij de aanvraag behorende situatietekening, grotendeels gesitueerd op gronden die op grond van het wijzigingsplan de bestemming "Bedrijfsdoeleinden I" hebben. Voor het overige is het bouwplan gesitueerd op gronden die ingevolge het bestemmingsplan "Schiphol-Zuidoost" de bestemming "agrarische doeleinden (AI/a)" hebben.
2.5. Verweerder heeft bij besluit van 20 november 2002 de aanvraag bouwvergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Daarbij heeft verweerder overwogen dat voor zover het bouwplan is geprojecteerd op gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden I" de maximaal toelaatbare bouwhoogte van 10 meter, met 1 meter wordt overschreden door de kleine bedrijfspaviljoens welke eiseres heeft geprojecteerd langs de Fokkerweg.
Voor zover het bouwplan is geprojecteerd op gronden met de bestemming "agrarische doeleinden (AI/a)" overweegt verweerder dat de realisatie van bedrijfspanden en kantoren op deze gronden hiermee in strijd is. Tot slot overweegt verweerder dat de waterpartij welke is geprojecteerd langs de Fokkerweg tevens in strijd is met voornoemde bestemming. Verweerder heeft voorts aangegeven niet bereid te zijn vrijstelling te verlenen in verband met het Luchthavenindelingsbesluit, dat naar verwachting in februari 2003 in werking zal treden, alsmede gelet op het feit dat de strook met agrarische bestemming ten oosten van de Fokkerweg is gereserveerd voor de omlegging van de N201.
2.6. Eiseres heeft in beroep betoogd dat verweerder ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van eiseres, gedaan op 1 november 2002, om de bouwaanvraag te splitsen. Eiseres heeft dit verzoek gedaan teneinde dat deel van de bouwaanvraag waarbij de bouwhoogte in het geding was - de bedrijfspaviljoens - te splitsen van het overige deel - de bedrijfshallen - waarbij dat niet het geval was. Zij stelt dat er tussen beide delen van de bouwaanvraag niet een zodanige samenhang bestaat dat splitsing niet mogelijk is. Voorts heeft zij in de door haar voorgestelde splitsing vier kantoren, die in de bouwaanvraag van 12 september 2002 geprojecteerd waren op de bestemming "agrarische doeleinden (AI/a)", 13 meter in noordoostelijke richting opgeschoven zodat ze daarmee binnen de gronden waarop het wijzigingsplan van toepassing is, komen te vallen. Ook is een strook bebouwing met een breedte van 62 meter ten oosten van het bouwplan vervallen en zijn waterpartijen verkleind of vervallen.
2.7. Verweerder heeft gesteld dat niet is gereageerd op voornoemd verzoek tot splitsing omdat bij dit verzoek geen tekening was gevoegd. Pas op 20 november 2002 heeft verweerder van eiseres een aangepaste situatietekening ontvangen waarop de gewenste splitsing door eiseres was aangegeven. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat, gezien dit late tijdstip van indiening, deze gewijzigde tekening niet meer betrokken kon worden bij de primaire besluitvorming.
Los daarvan heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige splitsing, en daarmee wijziging, van de bouwaanvraag tot gevolg zal hebben dat niet meer gesproken kan worden over hetzelfde bouwplan. Ook is verweerder van mening dat de voorgestelde wijziging niet kan worden aangemerkt als wijziging van ondergeschikte aard. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat splitsing van de onderhavige bouwaanvraag slechts mogelijk is indien er twee nieuwe aanvragen worden ingediend.
2.8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het onderhavige bouwplan niet kan worden gesplitst. Het bouwplan is door eiseres gepresenteerd als een eenheid en moet door verweerder - zoals hij heeft gedaan - als zodanig worden beoordeeld. De rechtbank ziet niet in, gelet op de onderlinge samenhang tussen de onderdelen van het bouwplan, dat een splitsing van dit bouwplan kan worden bewerkstelligd door het in twee delen de verdelen, waarbij de wijze van verdeling is ingegeven door het gegeven of er al dan niet strijd is met het bestemmingsplan. Voorts is de rechtbank van oordeel dat nu de splitsing tevens een verschuiving van kantoorgebouwen over een afstand van 13 meter inhoudt, reeds dit al in de weg staat aan het gesplitst behandelen van de bouwaanvraag. Deze verschuiving van kantoorgebouwen acht de rechtbank niet een wijziging van ondergeschikte aard. Het standpunt van eiseres dat de verschuiving slechts betrekking heeft op een kennelijke fout in de bouwtekening en dat het bouwplan op zichzelf niet is gewijzigd, doet hier niet aan af. Een foutieve aanvraag komt voor rekening van eiseres, hetgeen verweerder in overleg ook heeft duidelijk gemaakt aan eiseres. Eiseres had voldoende mogelijkheden om na constatering van deze fout een nieuwe bouwaanvraag in te dienen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bouwaanvraag van 12 september 2002 terecht als geheel heeft beoordeeld.
2.9. Niet in geschil is dat vier in het bouwplan vervatte kantoorgebouwen gedeeltelijk zijn gelegen op gronden met de bestemming "agrarische doeleinden (AI/a)". Nog afgezien van de bouwhoogte moet derhalve geconcludeerd worden dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Reeds hierom kon bouwvergunning alleen maar worden verwezenlijkt na het verlenen van vrijstelling. Niet valt in te zien dat verweerder het verlenen van vrijstelling op de door hem aangegeven gronden niet mocht weigeren.
2.10. Reeds nu verweerder, gelet op het limitatief-imperatieve stelsel van weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet, gehouden was de bouwvergunning te weigeren, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder, zoals eiseres heeft betoogd, misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden door te trachten op onrechtmatige wijze de bouwplannen van eiseres tegen te houden.
2.11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van de bezwaar- en beroepsfase bestaat geen aanleiding.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, voorzitter van de meervoudige kamer en mrs. J.M. Janse van Mantgem en P.M.B. Schrijvers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.