ECLI:NL:RBHAA:2004:AO4132

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97648
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.G. Kemmers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Turkse voogdijbeslissingen en wijziging van gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 2 maart 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over het gezag over hun minderjarige kind. De vrouw verzocht om wijziging van het gezag, zodat zij alleen met het gezag over de minderjarige zou worden belast. De vrouw stelde dat de Turkse rechter ten tijde van de uitspraak op 26 november 2002 niet bevoegd was, omdat zij op dat moment al in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de feiten en de procedure zorgvuldig onderzocht, waarbij onder andere werd gekeken naar de erkenning van Turkse voogdijbeslissingen in Nederland en de rechtsmacht van de Turkse rechter. De rechtbank oordeelde dat de Turkse uitspraak niet kon worden erkend, omdat de vrouw en de minderjarige op dat moment in Nederland woonden. De rechtbank heeft vervolgens de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de situatie van de minderjarige en wie van de ouders het beste met het gezag kan worden belast. Totdat het onderzoek is afgerond, heeft de rechtbank besloten dat het gezag over de minderjarige voorlopig aan de vrouw toekomt, gezien de stabiliteit van de leefsituatie van de minderjarige en het feit dat de vrouw sinds de geboorte van de minderjarige de meeste zorg op zich heeft genomen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd om advies.

Uitspraak

R + A
RECHTBANK HAARLEM
Zaaknummer : 97648/2003
Datum beschikking : 2 maart 2004
RK/ MJ
Gezagswijziging
BESCHIKKING ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te Zaandam,
hierna mede te noemen: de vrouw,
procureur: mr. H.C Ingen Housz,
--tegen--
[naam man],
wonende te Amsterdam,
hierna mede te noemen: de man,
procureur: mr. M.J. Meijer.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 2 december 2003 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- de op 13 januari 2004 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van mr. S. Fonds, advocaat van de man;
- de op 15 januari 2004 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van de procureur van de vrouw;
- de op 15 januari 2004 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief met bijlagen van mr. S. Fonds, advocaat van de man;
- het op 27 januari 2004 ingekomen verweerschrift van de met bijlagen van de man;
- de op 27 januari 2004 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief met bijlagen van de procureur van de vrouw;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 28 januari 2004.
2 De vaststaande feiten
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
2.1 Partijen zijn op [datum] te [plaats], Turkije gehuwd, welk huwe-lijk op [datum] is ontbon-den door de inschrijving in de regis-ters van de burger-lijke stand van de uitspraak van de rechtbank te [plaats] van [datum].
2.2 Bij voormelde uitspraak heeft de rechtbank de voogdij over de minderjarige [naam]:
- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats],
toegekend aan de vrouw.
Tevens is een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarige.
De vrouw is na de Turkse echtscheidingsuitspraak met de minderjarige teruggekeerd naar Nederland.
De vrouw is [in] 1999 met de minderjarige teruggegaan naar haar ouders in Turkije. De man verbleef in deze periode ook in Turkije en heeft enig contact gehad met de minderjarige.
De vrouw is in 2002 met de minderjarige teruggekeerd naar Nederland en woont sedert 2003 met de minderjarige in Zaandam.
2.3 De man heeft in 2001 bij de rechtbank te [plaats] een verzoek tot wijziging van de voogdij over de minderjarige ingediend. De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op [datum].
Bij vonnis van de 11e arrondissementsrechtbank te [plaats] van [datum] is de beslissing over de voogdij gewijzigd en is de voogdij over voormelde minderjarige toegewezen aan de man. Uit dit vonnis blijkt dat op verzoek van de rechtbank te [plaats] op [datum] een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de woonsituatie van de vrouw die in Nederland in een opvanghuis verbleef.
In eerdergenoemd vonnis van [datum] is tevens een omgangsregeling vastgesteld tussen de vrouw en de minderjarige.
2.4 Bij vonnis van de Hoge Raad van Turkije van [datum] is het verzoek tot correctie van het vonnis van [datum] afgewezen.
2.5 De man heeft de beslissing van de rechtbank in [plaats] van [datum], waarbij de voogdij over de minderjarige aan hem is toegewezen, op [datum] laten inschrijven in het gezagsregister van de rechtbank [plaats], sectie Kanton.
2.6 De man heeft [datum] de minderjarige in het bevolkingsregister van Amsterdam laten inschrijven
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Primair verzoekt de vrouw het gezag over voornoemde minderjarige te wijzigen in die zin dat zij alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast.
3.2 Zij voert daartoe aan dat zij sinds 2002 met de minderjarige in Nederland woont en tijdens en na het huwelijk met de man steeds voor de minderjarige heeft gezorgd en dat wil blijven doen. Daarnaast stelt de vrouw dat de man de minderjarige sinds 2002 niet meer heeft gezien.
De vrouw vreest dat de man de minderjarige zonder haar toestemming zal meenemen omdat de Turkse rechtsbank bij vonnis van [datum] de voogdij over de minderjarige aan de man heeft toevertrouwd.
3.3 De vrouw voert voorts aan dat op basis van artikel 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1961 (hierna te noemen het verdrag), waarbij zowel Nederland als Turkije partij zijn, de rechter van de staat waar de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft, bevoegd is tot het nemen van maatregelen die strekken tot bescherming van de persoon of het goed van de minderjarige. Nu [naam] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, stelt de vrouw dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de thans gevraagde voorziening.
3.4 De vrouw stelt dat krachtens artikel 7 van het verdrag maatregelen, genomen door de autoriteiten die krachtens de voorgaande artikelen van het verdrag bevoegd zijn, in alle staten dienen te worden erkend en dat als gevolg daarvan de Turkse voogdijuitspraken in Nederland dienen te worden erkend.
De vrouw stelt echter dat de Turkse rechter ten tijde van de uitspraak van [datum] niet bevoegd was om een beslissing te nemen omdat de vrouw op dat tijdstip reeds in Nederland verbleef. Evenmin blijkt uit deze beslissing wanneer de man het wijzigingsverzoek heeft ingediend en of partijen ten tijde van de mondelinge behandeling op [datum] ter zitting aanwezig zijn geweest. Nu uit de overwegingen in voormelde uitspraak blijkt dat de Turkse rechter bekend was met het feit dat de vrouw reeds in Nederland verbleef, volgt -zo stelt de vrouw- dat de Turkse rechter niet meer bevoegd was tot het nemen van de voogdijbeslissing en dat de Nederlandse autoriteiten niet bevoegd zijn de uitspraak van de rechtbank in Izmir te erkennen.
3.5 De vrouw stelt daarnaast dat naar Nederlands recht, op grond van art. 1:251 lid 2 BW, de ouders die gezamenlijk het gezag hebben dit gezag gezamenlijk blijven uitoefenen na de ontbinding van het huwelijk. Nu de echtscheidingsbeslissing van de Turkse rechtbank van [datum] op [datum] in Nederland is ingeschreven en de minderjarige ten tijde van de indiening van het verzoek niet in het gezagsregister van de rechtbank Amsterdam, sectie kanton stond vermeld, is de vrouw van mening dat partijen nog gezamenlijk met het gezag over de minderjarige zijn belast.
Zij verzoekt de rechtbank op basis van artikel 1:253n BW dit gezamenlijk gezag over de minderjarige te wijzigen en te bepalen dat het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.6 Subsidiair verzoekt de vrouw dat indien de rechtbank van oordeel is dat het gezamenlijk gezag over de minderjarige niet dient te worden beëindigd, wordt bepaald dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats bij haar zal hebben
4 Het verweer
4.1 De man heeft het verzoek gemotiveerd bestreden.
4.2 De man heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de minderjarige aan hem zal worden afgegeven, een en ander op straffe van een dwangsom.
5 Beoordeling van het verzoek
5.1 De rechtbank zal eerst een oordeel geven over de stellingen van de vrouw ten aanzien van de erkenning van de uitspraak van de Turkse rechtbank van [datum], waarbij de voogdij over [naam minderjarige] aan de man is toegewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat het begrip voogdij zoals dat in deze uitspraak is genoemd kan worden gelijkgesteld met het begrip gezag zoals dat in het Burgerlijk wetboek wordt gehanteerd.
Ten aanzien van de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen met betrekking tot een minderjarige bepaalt artikel 1 van het verdrag dat de rechter van het land is waar de minderjarige zijn gewone verblijf heeft bevoegd is. Het beoordelingsmoment in dit kader is het tijdstip waarop de tussenkomst van de rechter wordt ingeroepen.
Vast staat dat de man zijn verzoekschrift bij de rechtbank in [plaats] voor [datum] heeft ingediend. Eveneens staat vast dat de vrouw in 2002 met de minderjarige naar Nederland is teruggekeerd, zodat de rechtsmacht van de Turkse rechter ten tijde van de indiening van het verzoek vast staat.
Indien tijdens de procedure de verblijfplaats van de minderjarige wijzigt, zoals in casu aan de orde is, kan dit met zich brengen dat de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen over deze minderjarige overgaat naar de rechter van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van het nemen van de beslissing.
Een dergelijke overgang van bevoegdheid komt naar het oordeel van de rechtbank eerst aan de orde indien één van de partijen hier een beroep op doet. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij gedurende de procedure bij de rechtbank in [plaats], dan wel tijdens de procedure in hoger beroep de onbevoegdheid van de Turkse rechter heeft opgeworpen.
Voorts is het onduidelijk gebleven waarom de vrouw in 2002 weer naar Nederland is teruggekeerd ondanks het feit dat zij inmiddels met een in Turkije wonende man was getrouwd en zwanger was. De rechtbank acht het niet onwaarschijnlijk dat de vrouw naar Nederland is teruggekeerd vanwege de dreiging van een voor haar ongunstige uitspraak van de Turkse rechtbank.
Onder deze omstandigheden dient naar het oordeel van de rechtbank de stelling van de vrouw dat de uitspraak van de Turkse rechtbank van 2002 niet kan worden erkend, te worden verworpen.
Voor de verdere beoordeling van dit verzoek kan ervan worden uitgegaan dat het gezag over [naam minderjarige] ten tijde van de indiening van het thans ter beoordeling staande verzoek van de vrouw bij de man berust.
5.2 Vervolgens zal de rechtbank het door de vrouw ter zitting gedane verzoek het gezag op grond van artikel 1:253o BW te wijzigen en aan haar toe te kennen beoordelen.
Gezien de tegenstrijdige verklaringen van partijen ten aanzien van de vraag wie het beste de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] op zich kan nemen is de rechtbank thans niet in staat een definitieve beslissing hieromtrent te geven en zal zij de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een onderzoek in te stellen en de rechtbank advies te geven omtrent de vraag wie van de ouders het beste met het gezag over [naam minderjarige] kan worden belast.
Gezien de gespannen relatie tussen partijen is de rechtbank van oordeel dat in het belang van [naam minderjarige] hangende dit onderzoek een voorlopige beslissing ten aanzien van het gezag over hem dient te worden gegeven.
Het staat vast dat de vrouw sinds de geboorte van [naam minderjarige] het grootste deel van de verzorging en opvoeding voor haar rekening heeft genomen. Zij woont sinds 2003 met [naam minderjarige] in [plaats], waar [naam minderjarige] naar de basisschool gaat. De man heeft [naam minderjarige] de laatste jaren niet meer gezien.
Nu thans sprake is van een stabiele leefsituatie voor [naam minderjarige] acht de rechtbank het niet in zijn belang hierin thans verandering aan te brengen. Voorts is niet gebleken dat de vrouw niet goed voor [naam minderjarige] zorgt.
Op grond van deze omstandigheden zal de rechtbank de vrouw voorlopig belasten met het gezag over [naam minderjarige].
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek in te stellen en de rechtbank te adviseren omtrent de vraag wie van de ouders het beste met het gezag over de minderjarige kan worden belast.
6.2 Houdt de behandeling van de zaak aan tot [datum] pro forma.
6.3 Verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de rechtbank schriftelijk te berichten omtrent de stand van zaken en aan te geven wanneer het onderzoek afgerond zal zijn en het rapport aan de rechtbank zal worden verzonden.
6.4 Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op [datum] door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
6.5 Bepaalt dat hangende voormeld onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming het gezag over de minderjarige [naam]:
[naam minderjarige], geboren op [datum] 1995 te [plaats],
voorlopig toekomt aan de vrouw.
6.1 Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.2 Houdt iedere verdere beslissing aan..
Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, lid van voormelde kamer en in het openbaar uitgesproken ter terecht-zitting van 2 maart 2004 in tegenwoor-digheid van de griffier.