ECLI:NL:RBHAA:2004:AO4876

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/085060-03
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor openlijk geweld en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 10 februari 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij twee ernstige vechtpartijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur en 6 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, onder een bijzondere voorwaarde. De feiten vonden plaats in Zandvoort, waar de verdachte samen met anderen de slachtoffers heeft achtervolgd en hen heeft mishandeld. Bij de eerste vechtpartij op 25 april 2003 heeft de verdachte een van de slachtoffers meerdere malen geslagen en geschopt, terwijl deze op de grond lag. Bij de tweede vechtpartij op 22 maart 2003 heeft de verdachte samen met een groep van ongeveer tien personen de slachtoffers opgewacht en hen vervolgens mishandeld, waarbij een van de slachtoffers buiten bewustzijn raakte en met een ambulance moest worden afgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van €750 voor immateriële schade. Tevens is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van €650. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/085060-03
Uitspraakdatum: 10 februari 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 26 en 27 januari 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
2a. Verzoek om aanhouding
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om - voor het geval de rechtbank ten aanzien van het sub 4 tenlastegelegde feit bewezen verklaart dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geschopt, het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en vervolgens te schorsen om de getuige [getuige] hierover te horen.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Hoewel de raadsvrouwe zulks niet duidelijk heeft aangegeven, gaat de rechtbank er vanuit dat de raadsvrouw verwacht dat getuige [getuige] zal verklaren dat zij niet heeft gezien dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de getuige [getuige] af, nu zij - ook al zou deze getuige geen belastende verklaring voor verdachte afleggen - gelet op de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, het horen van deze getuige overbodig acht, waardoor de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat hij
Feit 1 meer subsidiair:
op 25 april 2003 te Zandvoort met anderen, op de openbare weg, Jac van Heemskerckstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen met kracht met de tot vuist gebalde hand slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag en
- het meermalen met kracht met de geschoeide voet schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en
- het met kracht dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer 2];
Feit 2 subsidiair:
op 25 april 2003 te Zandvoort met anderen, op de openbare weg, Boulevard Barnaart, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit:
- het meermalen met kracht met de tot vuist gebalde hand slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
- het meermalen met kracht met de geschoeide voet schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3];
Feit 3
op 22 maart 2003 te Zandvoort met anderen, op de openbare weg, Hogeweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit:
- het met de geschoeide voet trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en
- het slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] en
- het op een auto (motorkap) gooien van die [slachtoffer 4];
Feit 4 primair
op 22 maart 2003 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- meermalen met kracht met de tot vuist gebalde handen tegen het hoofd en het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- eenmaal met kracht met de geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt;
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 telkens: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 4 primair: Poging tot zware mishandeling.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Haarlem d.d. 27 mei 2003, opgesteld door A. Phiferons en het voorlichtingsrapport van de Stichting Jeugd en Gezin Noord-Holland, afdeling Haarlem d.d. 12 januari 2004, opgesteld door R.S. van den Broek, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in een tijdsbestek van een maand betrokken geweest bij twee ernstige vechtpartijen.
Op 22 maart 2003 heeft hij zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld en aan een poging tot zware mishandeling. De twee slachtoffers heeft hij met een groep achtervolgd waarbij afgesproken is om de groep op te delen om de slachtoffers in te kunnen sluiten. Deze konden geen kant op. Verdachte heeft een van hen meerdere malen met gebalde vuist geslagen waardoor de jongen ten val kwam. Toen de jongen op de grond lag heeft verdachte hem tegen het hoofd geschopt.
Op 25 april 2003 is een groep geformeerd, dit keer om verhaal te halen bij de jongen die verdachtes broertje zou hebben bedreigd. Met ongeveer tien personen hebben zij afgesproken op het station in Zandvoort om de twee slachtoffers op te wachten. Zij zijn de slachtoffers gevolgd van het station naar de Boulevard, waar een hevige vechtpartij is ontstaan. Een van de slachtoffers is tegen het hoofd geslagen en geschopt en is de keel dichtgedrukt terwijl hij op de grond lag en het andere slachtoffer is als gevolg van meerdere klappen en trappen buiten bewustzijn geraakt en met de ambulance afgevoerd.
Verdachte is betrokken geweest bij het formeren van de groep en heeft zich, toen het geweld ernstige vormen begon aan te nemen, daarvan niet gedistantieerd.
Zinloos geweld leidt tot grote gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. Slachtoffers van dergelijk geweld kampen vaak nog lange tijd nadien met gevoelens van angst en onzekerheid, zoals ook uit het dossier is gebleken. Deze feiten speelden zich telkens af op de openbare weg, waardoor toevallige voorbijgangers konden worden geconfronteerd met deze ernstig verontrustende handelingen
Na de tweede vechtpartij hebben de verdachten zich uit eigen beweging gemeld bij de politie. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank daar rekening mee, alsmede met het feit dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van mening dat verdachte naast een werkstraf, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd. Met het opleggen van de voorwaardelijke jeugddetentie wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds strekt deze voorwaardelijke straf ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
In zijn rapport heeft R.S. van den Broek te kennen gegeven dat de Jeugdreclassering verdachte verder wil blijven begeleiden. Verdachte heeft verklaard daarmee in te stemmen. De rechtbank houdt hier rekening mee en stelt als bijzondere voorwaarde, dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Jeugd en Gezin Noord Holland te Haarlem, thans in de persoon van R.S. van den Broek, met opdracht aan die instelling overeenkomstig artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Vordering benadeelde partij
[vertegenwoordiger slachtoffer 2], wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,= ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezenverklaarde feit en - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - het gevorderde bedrag redelijk en billijk voorkomt. De vordering zal dan ook in haar geheel worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen, tot een bedrag van € 650,=, nu bij één verdachte, gezien zijn leeftijd, zijn aandeel in de schade van het slachtoffer is bepaald op €100,= en is opgelegd middels een bijzondere voorwaarde.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 77a, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1 primair en subsidiair en 2 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor weergegeven onder 3.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van ZES MAANDEN, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Jeugd en Gezin Noord-Holland, thans in de persoon van dhr. R.S. van den Broek.
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de thans opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 200 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
De taakstraf moet worden voltooid binnen de termijn van één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 750,= en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer 8050893, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor-deelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de
kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 650,=, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 13 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Goossens, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. Van Zutphen en Cox, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. Koster en Struijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2004.
Mr. Goossens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.