ECLI:NL:RBHAA:2004:AO5991

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-383
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.F.W. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve verwijdering van een leerling van de basisschool wegens belemmerend gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 18 maart 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de definitieve verwijdering van een leerling, hier aangeduid als [zoon], van de Openbare Basisschool 'De Stolp' te Purmerend. De school had aangegeven dat het gedrag van [zoon] een belemmerend effect had op de onderwijsactiviteiten, wat leidde tot de conclusie dat hij beter af zou zijn op een school voor kinderen met ernstige spraak- en taalproblemen. De ouders van [zoon] waren het niet eens met deze beslissing en stelden dat hij recht had op regulier basisonderwijs, eventueel met ambulante begeleiding.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, met name artikel 40 van de Wet op het primair onderwijs (WPO), dat de bevoegdheid tot toelating en verwijdering van leerlingen bij het bevoegd gezag legt. De rechter concludeerde dat de school en het bevoegd gezag voldoende hebben aangetoond dat het gedrag van [zoon] een belemmering vormde voor het onderwijs aan andere leerlingen. De ouders voerden aan dat er misbruik van bevoegdheid was gepleegd, maar de rechter oordeelde dat dit niet het geval was, gezien de onderbouwing van de school en het Zorgplatform Waterland, dat had geadviseerd om [zoon] naar speciaal basisonderwijs te verwijzen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het besluit tot verwijdering niet in stand zou blijven bij de beoordeling van het bezwaar. De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging tussen de leerling en de onderwijsinstelling, en bevestigt dat de school de juiste procedures heeft gevolgd in het nemen van haar beslissing.

Uitspraak

Reg. nr: Awb 04-383
Uitspraakdatum: 18 maart 2004
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
(artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht)
op een verzoek om voorlopige voorziening
in de zaak van:
[verzoeker] en [verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. J. de Wit, DAS rechtsbijstand te 's Hertogenbosch,
-- tegen --
college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 2 maart 2004, verzonden op 3 maart 2004, heeft verweerder besloten verzoekers zoon, [zoon], met ingang van 9 maart 2004 te verwijderen als leerling van de Openbare Basisschool 'De Stolp'te Purmerend (hierna: De Stolp).
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 8 maart 2004 bezwaar gemaakt. Bij brief van dezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 maart 2004, alwaar verzoekers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G.P.C. de Koning en A. van Losenoord, beiden werkzaam bij verweerders gemeente. Tevens is verschenen [naam persoon], directeur van de 'De Stolp'.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2. [zoon], geboren op 10 september 1994, heeft diverse basisscholen bezocht en diverse onderzoeken gehad.
2.3. Sedert februari 2003 volgt [zoon], op basis van een proefplaatsing, onderwijs op 'De Stolp'. Ambulante begeleiding werd verzorgd door de Alexander Roozendaalschool te Amsterdam, een openbare school voor kinderen met ernstige spraak- en taalproblemen. Daarnaast heeft 'De Stolp'gezorgd voor extra begeleiding en aandacht.
2.4. In juni 2003 heeft 'De Stolp'aangegeven dat het niet meer gaat. De school ziet geen mogelijkheden meer voor [zoon]. Geconcludeerd werd dat het gedrag van [zoon] de 'normale gang van zaken'op school ernstig belemmerde waardoor het onderwijs aan de andere leerlingen van de school ernstig in het gedrang kwam. 'De Stolp'komt tot de conclusie dat [zoon] het beste tot zijn recht komt op een school voor kinderen met ernstige spraak- en taalproblemen.
In overleg met A. Roozendaalschool is in september 2003 een begeleidingsplan ambulante begeleiding opgesteld voor de periode augustus 2003 tot januari 2004.
2.5. Eind 2003 heeft 'De Stolp'aangegeven dat het gedrag van [zoon] op school niet langer geaccepteerd wordt. Aan het Zorgplatform Waterland is gevraagd een onderwijskundig rapport over [zoon] samen te stellen. Dit rapport van 28 oktober 2003, is met verzoekers besproken. De conclusie luidt dat [zoon] een specifieke aanpak behoeft van een speciale basisschool met ambulante begeleiding door een school voor kinderen met ernstige spraak- en taalproblemen. De directeur van de 'De Stolp'heeft in december 2003 aan verweerder verzocht om op korte termijn tot verwijdering van [zoon] van 'De Stolp' over te gaan. In een rapport van 28 februari 2004 heeft de directeur argumenten aangevoerd voor de definitieve verwijdering. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit aldus gedaan.
2.6. Verzoekers stellen zich, in essentie, op het standpunt dat [zoon] thuis hoort in het reguliere basisonderwijs, eventueel ondersteund met ambulante begeleiding van een speciale school voor kinderen met ernstige spraak- en taakmoeilijkheden.
Aangevoerd is dat verweerder misbruik van de bevoegdheid ex artikel 40 Wet op het primaire onderwijs (hierna: WPO) heeft gemaakt, om op die manier te bewerkstelligen dat [zoon] wordt overgeplaatst van het reguliere naar het speciale basisonderwijs.
2.7. Ingevolge artikel 40, eerste lid, WPO, berust de beslissing over toelating en verwijdering van leerlingen bij het bevoegd gezag. Ingevolge het tweede lid vindt toelating van leerlingen afkomstig van een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede overgang van een leerling naar een dergelijke school of instelling slechts plaats in overeenstemming met de ouders.
Ingevolge het vijfde lid hoort het bevoegd gezag, voordat besloten wordt tot verwijdering, de betrokken groepsleraar. Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voorgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bereid is de leerling toe te laten.
Indien aantoonbaar gedurende 8 weken zonder succes is gezocht naar een zodanige school of instelling waarnaar kan worden verwezen, kan in afwijking van de vorige volzin tot definitieve verwijdering worden overgegaan.
2.8. Verweerder heeft toepassing gegeven aan artikel 40, vijfde lid, WPO. Daarbij is
aangegeven dat de school voor speciaal basisonderwijs 'Het Tangram' te Purmerend bereid is [zoon] toe te laten.
Ter beoordeling staat of verweerder het besluit tot verwijdering terecht heeft kunnen nemen. In essentie voeren verzoekers daartegen aan dat [zoon], met ambulante begeleiding, thuis hoort op een reguliere basisschool en dat verweerder de bevoegdheid ex artikel 40 WPO heeft misbruikt teneinde te bewerkstelligen dat [zoon] naar het speciaal onderwijs gaat.
2.9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat, gelet op de inhoud van het rapport d.d. 28 februari 2004 van de directeur van basisschool 'De Stolp', voldoende vast dat het gedrag van [zoon] zodanig was dat het een duidelijk belemmerend effect had op de onderwijsactiviteiten op deze school. Door verzoekers is, onder meer ter zitting, de juistheid van de inhoud van voormeld rapport in twijfel getrokken, maar de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het in bedoeld rapport geschetste beeld over het functioneren van [zoon] niet overeenkomstig de feiten was. Verweerder kon, gelet op de inhoud van bedoeld rapport, concluderen dat er voldoende aanleiding was tot definitieve verwijdering van [zoon]. Nu het gedrag van [zoon] uitgangspunt is geweest van de besluitvorming, kan niet met vrucht worden gesteld dat verweerder misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid ex artikel 40 WPO. Dat het een en ander samenloopt met een kennelijk verschil van opvatting over een voor [zoon] te volgen adequaat onderwijstraject maakt dat niet anders. Dat verweerder ervoor heeft zorggedragen dat de school voor speciaal basisonderwijs 'Het Tangram' bereid is [zoon] toe te laten, acht de voorzieningenrechter niet onterecht, nu het Zorgplatform Waterland in een rapport d.d. 28 oktober 2003 voor [zoon] speciaal basisonderwijs met ambulante begeleiding heeft geadviseerd.
2.10. Gelet op het vorenstaande valt niet te verwachten dat het bestreden verwijderingsbesluit bij de beslissing op het daartegen ingediende bezwaarschrift niet in stand zal blijven. Er is dan ook geen aanleiding voor toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.
2.11. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van B.E. Willems, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op :
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.