2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. [eiser] heeft in de periode van mei 1998 tot en met juni 2000 [gedaagde] bijgestaan in een strafzaak in verband met de verdenking van handel in beschermde dier-soorten.
b. [eiser] verleende eveneens bijstand in de strafzaak tegen de mede-verdachte van [gedaagde].
c. Op 7 januari 1999 heeft [eiser] aan [gedaagde] een nota ad f 2.350,- (incl. omzetbe-lasting) doen toekomen. [gedaagde] heeft deze nota betaald.
d. Mr. M. van Strien (hierna verder aangeduid als: Van Strien) heeft medio 2000 aan [eiser] verzocht om het dossier van [gedaagde] aan haar te verstrekken opdat zij de behandeling van de strafzaak kon overnemen. [eiser] heeft vervolgens aan Van Strien een eindafrekening, gedateerd 5 juli 2000, doen toekomen. Op die factuur maakt het honorarium een bedrag van f 7.545,- uit. Inclusief verschotten, reiskos-ten en omzetbelasting en na verrekening van het reeds door [gedaagde] betaalde be-drag, is het eindbedrag van de factuur f 7.480,34. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van Van Strien, heeft [eiser] op 7 juli 2000 een urenspecifica-tie doen toekomen van het gedeclareerde honorarium van f 7.545,-.
e. [gedaagde] heeft op 23 juli 2000 aan [eiser] het volgende schrijven doen toekomen:
Naar aanleiding van uw nota d.d. 5 juli 2000, deel ik U het volgende mede.
In ons eerste telefoongesprek met betrekking tot mijn verdediging, hebben wij afgesproken dat U mij zou bijstaan tot het hoger beroep.
Dit voor een bedrag van fl. 2000,-.
In uw brief van 5 juli heeft U het over een voorschotnota nr. 3003272. Het enige wat ik van U heb gekregen is een declaratie van 7 januari 1999 met factuur nr.: W 9901165 voor fl. 2.350,- (incl. B.T.W.), nooit een voorschotnota.
Nadat U mij had opgeroepen om in de hoger beroepzaak voor de [derde] te getuigen en ik tij-dens deze zaak in hechtenis werd genomen wegens mogelijke meineed, heb ik U ontheven van uw taak om mij nog verder bij te staan.
Dit omdat ik zeer ontevreden was over de gehele gang van zaken en vooral om bovenstaande situatie.
Groot was dan ook mij verbazing dat U mij daarop een rekening toestuurde van fl. 7545,-, om-dat wij dit bedrag nimmer hebben afgesproken.
Hier ga ik dan ook zeker niet mee akkoord.
f. [eiser] en Van Strien hebben vervolgens een akkoord bereikt, onder meer inhou-dende dat [eiser] het dossier zou verstrekken zonder dat de nota was voldaan en dat bij vrijspraak van [gedaagde] Van Strien de nota van [eiser] zou declareren in een verzoekschrift ex art. 591a Sv. [gedaagde] is met dit voorstel akkoord gegaan.
g. Naar aanleiding van de vrijspraak in hoger beroep in de zaak die tegen [gedaagde] aanhangig was, heeft [eiser] op verzoek van Van Strien in september 2001 een nieuwe urenverantwoording aan laatstgenoemde doen toekomen.
h. Van Strien heeft bij schrijven van 16 augustus 2002 aan [eiser] meegedeeld dat [gedaagde] door een uitspraak van het Gerechtshof ten titel van kostenvergoeding een bedrag ad € 6.078,- heeft ontvangen.
i. [gedaagde] is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep veroordeeld wegens het als getuige afleggen van een meinedige verklaring in de zaak tegen de medeverdachte.