ECLI:NL:RBHAA:2004:AO7289

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/001902-03
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van den Boogaard
  • A. Kronenberg
  • J. van Andel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerderjarige verdachte voor drugssmokkel met cocaïne

De Rechtbank Haarlem heeft op 6 april 2004 uitspraak gedaan in de zaak tegen een meerderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugssmokkel. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op twee verschillende data, te weten 19 juli 2003 en 30 augustus 2003, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte de feiten had begaan, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank overwoog dat de feiten zo nauw met elkaar samenhangen dat een gelijktijdige berechting noodzakelijk was.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, ondanks dat hij ten tijde van het eerste feit nog geen achttien jaar oud was. De rechtbank besloot om de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing te laten, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had zich laten beïnvloeden door oudere vrienden en had een impulsieve en naïeve houding ten opzichte van de gevolgen van zijn daden. Tijdens zijn detentie leek hij echter zijn les te hebben geleerd.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen een criminele organisatie en de noodzaak om de verdachte de kans te geven zijn opleiding af te ronden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een telefoontoestel aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/001902-03
Uitspraakdatum: 6 april 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de deels gesloten en later openbaar verklaarde en deels openbare terechtzitting van 19 en 23 maart 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende aan de [woonadres],
thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, HvB Noordsingel te Rotterdam.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
Bij de onderhavige dagvaarding aan de thans meerderjarige verdachte worden feiten tenlastegelegd die deels gepleegd zijn voor het tijdstip waarop hij de leeftijd van achttien jaar had bereikt, deels daarna. Gezien het belang dat verdachte bij gelijktijdige berechting van vorenbedoelde feiten heeft en de omstandigheid dat deze feiten zodanig nauw met elkaar samenhangen dat zij zich niet lenen tot splitsing in een gedeelte voor en na meerderjarigheid begaan, brengt een doelmatige rechtspleging mede dat de rechtbank van alle voormelde feiten kennis neemt.
De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op 19 juli 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 30 augustus 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
Telkens: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
Meerderjarigenstrafrecht
Verdachte had ten tijde van het plegen van het hiervoor onder 1. bewezenverklaarde feit de leeftijd van zestien jaren doch niet van achttien jaren bereikt. De rechtbank ziet in de ernst van de begane feiten, de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan aanleiding om de artikelen 77g tot en met 77 gg van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing te laten en recht te doen overeenkomstig de bepalingen in de Titels 1 tot en met VII van voormeld wetboek vervat. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zelfstandig het besluit nam drugs te gaan transporteren. Hij hield zich op in een groep waarin materieel bezit heel belangrijk was. Hij wilde zich binnen die groep kunnen manifesteren. Daarvoor had hij veel geld nodig. Ook het besluit ondanks een bedreiging een derde transport niet meer te doen, getuigt van een volwassen benadering.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door de Reclassering Nederland, ressort Den Haag uitgebrachte rapport van 18 februari 2004 is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van grote hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne. In zijn koffer zat naar inschatting van de rechtbank steeds een hoeveelheid van ongeveer 4 ½ kilo, welke hoeveelheid in beginsel maatgevend zal zijn voor de hoogte van de straf.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheden waren van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Een en ander geschiedde in het kader van een criminele organisatie die uit winstbejag handelde en waarin verdachte de rol van koerier vervulde.
Verdachte heeft zich blind gestaard op oudere vrienden met veel geld voorhanden. Hij wilde net zoals zij ook wel met de invoer van drugs veel geld verdienen. Na de eerste smokkelreis wilde hij eigenlijk niet meer. Onder de bedreiging "dat er anders iets zou gaan gebeuren" liet hij zich nogmaals overhalen. De derde keer heeft hij ondanks een serieuze bedreiging met wapens afgezien van de drugssmokkel.
Verdachte is een impulsieve en naïeve jongeman, die vooraf niet nadenkt over de mogelijke gevolgen van zijn daden en sterk beïnvloedbaar is door anderen.
Verdachte lijkt tijdens zijn detentie zijn les te hebben geleerd.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte zijn opleiding "aankomend stratenmaker" kan gaan afronden zonder opnieuw te hoeven beginnen en heeft de hoogte van de gevangenisstraf, mede gezien zijn leeftijdsfase, daarop afgestemd.
Verdachte zal op eigen initiatief moeten gaan leren met geld om te gaan. Met steun van zijn ouders zou verdachte daartoe in staat moeten kunnen worden geacht.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarvan een na te noemen deel voorwaardelijk niet ten uitvoer behoeft te worden gelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG (36) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot NEGEN (9) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 telefoontoestel meerkleurig, Nokia 3300 351352100741040.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van den Boogaard, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. Kronenberg en Van Andel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Touwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 april 2004.