5. De gronden van de beslissing
5.1 Vooropgesteld wordt dat het enkele feit dat [eiseres] na de onder 2.f genoemde brief van [gedaagde] d.d. 19 juni 2003 geruime tijd heeft laten verstrijken alvorens de onderha-vige vordering in te stellen niet zonder meer met zich brengt dat zij niet meer geacht kan worden een spoedeisend belang te hebben bij haar vordering. In de gegeven om-standigheden is duidelijk dat er enige tijd mee gemoeid is geweest voordat [eiseres] over de verklaring van de voormalige huisarts van [HJS] kon beschikken. Voorts moest [eiseres] voor het voeren van de onderhavige procedure de goedkeuring van haar rechtsbijstandverzekeraar verkrijgen. Tegen die achtergrond is voldoende aannemelijk dat [eiseres] nog steeds een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voor-ziening.
5.2 Artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt, zakelijk weergegeven, dat de hulpverlener ervoor zorg draagt dat aan anderen dan aan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt dan wel inzage in of afschrift van het medisch dossier met betrekking tot de behandeling van de patiënt wordt verstrekt, dan met toestem-ming van de patiënt. De wetgever heeft geen regeling getroffen voor het verstrekken van inlichtingen na het overlijden van de patiënt.
5.3 Naar heersende rechtsopvatting (H.R. 20 april 2001, N.J. 2001/600) wordt het belang van geheimhouding van zodanig gewicht geacht dat daarop slechts inbreuk kan wor-den gemaakt indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat een ander zwaar-wegend belang geschaad zou kunnen worden. [eiseres] wenst inzage te krijgen in het medisch dossier van [HJS] omdat zij in een bodemprocedure de geldigheid van diens testament wil aanvechten op grond van wilsonbekwaamheid. In een dergelijk geval kan de geheimhoudingsplicht worden doorbroken indien zwaarwegende aanwij-zingen bestaan dat de erflater ten tijde van het verlijden van het testament niet over zijn verstandelijke vermogens beschikte en niet bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten, indien voorts aannemelijk is dat het medisch dossier daarover ophelde-ring zal kunnen geven, terwijl die opheldering niet op andere wijze verkregen kan worden en indien aannemelijk wordt gemaakt dat de overledene, ware hij nog in le-ven, zijn toestemming tot inzage in het medisch dossier zou hebben gegeven.
5.4 Aannemelijk is dat er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat [eiseres] bij handhaving van de geheimhoudingsplicht in een zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden. Indien [eiseres] toegang krijgt tot het medisch dossier van [HJS] en diens testament wordt vernietigd, valt niet uit te sluiten dat zijn nalatenschap aan haar toekomt. [eiseres] heeft immers onweersproken gesteld dat de verstandhouding tussen haar en [HJS], het enige andere kind van haar ouders, altijd goed is ge-weest en dat [HJS] haar steeds heeft laten weten dat zij zijn erfgenaam was.
5.5 Een zwaarwegende aanwijzing dat [HJS] ten tijde van het verlijden van het testament niet over zijn verstandelijke vermogens beschikte en niet bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten kan worden gevonden in de verklaring van zijn voor-malige huisarts [Van O], waaruit blijkt dat deze hem wegens zijn psychi-sche/paranoide gesteldheid niet in staat achtte weloverwogen een beslissing te nemen.
5.6 Voorts is aannemelijk dat het medisch dossier dat [gedaagde] onder zich heeft opheldering zal kunnen geven over de vraag of [HJS] ten tijde van het verlijden van het tes-tament bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten, terwijl die opheldering niet op andere wijze verkregen kan worden. Immers, enerzijds kan worden aangenomen dat [gedaagde], als huisarts van [HJS], over het meest complete dossier beschikt. An-derzijds hebben andere hulpverleners van [HJS] eveneens met een beroep op hun geheimhoudingsplicht geweigerd [eiseres] de gewenste informatie te verschaffen.
5.7 Tenslotte is, gelet op de -onweersproken- goede verstandhouding die tussen [eiseres] en haar broer bestond, voldoende aannemelijk dat [HJS], ware hij nog in leven, zijn toestemming tot inzage in het medisch dossier zou hebben gegeven.
5.8 Al het voorgaande voert tot de conclusie dat is voldaan aan de onder 5.3 genoemde voorwaarden waaronder de geheimhoudingsplicht mag worden doorbroken. Dat bete-kent dat de gevraagde voorziening als volgt zal worden toegewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.