ECLI:NL:RBHAA:2004:AO9757
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.J. Harts
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling uit hoofde van leaseovereenkomst met dwaling en informatieplicht
In deze zaak vorderde Dexia Bank Nederland N.V. betaling van een restschuld van € 2.848,07 van gedaagde, die een leaseovereenkomst had afgesloten met de rechtsvoorgangster van Dexia, Bank Labouchère N.V. De leaseovereenkomst betrof een zogenoemde 'WinstVerDriedubbelaar', waarbij gedaagde een bedrag van ƒ 10.589,44 in 36 maandtermijnen zou betalen. Na afloop van de overeenkomst bleek dat de verkoopopbrengst van de geleaste effecten lager was dan de hoofdsom, waardoor gedaagde een restschuld had. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij dacht een spaarrekening af te sluiten en dat Dexia haar niet op de hoogte had gehouden van de ontwikkelingen rondom de effecten.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde, door het aanmeldingsformulier in te vullen en het contract te ondertekenen zonder gebruik te maken van de mogelijkheid om vragen te stellen, zelf verantwoordelijk was voor de dwaling. De rechter stelde vast dat in de brochure van Dexia duidelijk werd vermeld dat een daling van de waarde van de aandelen kon leiden tot een restschuld. Gedaagde kon er dus niet zonder meer van uitgaan dat zij na afloop van de overeenkomst meer zou terugkrijgen dan zij had ingelegd.
De rechter wees de vordering van Dexia toe, inclusief de rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagde geen deugdelijk verweer had gevoerd. De proceskosten werden eveneens aan gedaagde opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 17 maart 2004 door de kantonrechter C.J. Harts.