5. De gronden van de beslissing
Auteursrechtelijke bescherming
g. De stellingname van [eiser] dat de door hem aan het orgel toegevoegde nieuwe delen (een windvoorziening, vier tongwerk-registers en een Fluit 2'-register) een "werk van kunst" zijn in de zin van artikel 10 lid 1 aanhef en sub 6° van de Auteurswet van 1912 dan wel vallend in de restcategorie, zijnde "ieder voortbrengsel op het gebied van kunst, op welke wijze of in welke vorm dan ook tot uitdrukking zij gebracht", kan niet worden gevolgd. Dientengevolge kan [eiser] ook geen beroep doen op artikel 25 van die wet. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
h. De werkzaamheden, die [eiser] aan het orgel heeft verricht, moeten naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden gezien als restauratiewerkzaamheden aan het bestaande Friedriechsorgel. Doorslaggevend voor dit oordeel is de omstandigheid dat uit het door [eiser] zelf opgestelde voorstel, dat als basis diende voor de overeenkomst, kan worden afgeleid dat het uitgangspunt bij de werkzaamheden was dat de nieuwe onderdelen zodanig zouden worden vervaardigd dat zij zoveel mogelijk zouden gelijken op de onderdelen van het bestaande Friedriechsorgel dan wel van vergelijkbare orgels. In het voorstel staat onder meer voor wat betreft de nieuwe windvoorziening dat "de balgen zullen worden gemaakt naar voorbeelden van relevante orgels", en voor wat betreft de nieuwe registers dat "de nieuwe tongwerken zullen worden gemaakt naar voorbeeld van de enige nog bekende aanwezige tongwerken en tongwerkresten in het Friedriechsorgel in de Hervormde Kerk te Neerlangbroek en /of in het voormalige orgel van de Zuiderkerk te Amsterdam (Friedriechs 1823), thans aanwezig in de Gereformeerde Zuiderker te Aalten". Bij dergelijke restauratiewerkzaamheden, waarbij een poging is gedaan om bij het vernieuwen van de oude onderdelen deze na te bootsen, kan niet worden gezegd dat sprake is van een door de restaurateur op het orgel gedrukte eigen stempel of een aan het orgel toegevoegd van de restaurateur afkomstig persoonlijk karakter zodanig dat de nieuwe onderdelen gezien moeten worden als "een werk van kunst" in de zin van de Auteurswet van 1912.
i. Bovendien heeft [eiser] zijn stelling dienaangaande niet voldoende onderbouwd. Als uitleg waarom zijn aan het orgel toegevoegde onderdelen een persoonlijk karakter dragen en derhalve als auteursrechtelijk beschermd werk moeten worden beschouwd stelt hij dat de door hem ontworpen onderdelen er toe leiden dat het orgel bij het bespelen een klank heeft die eigen is aan zijn -[eiser]'s- werk. Verklaringen van derden die dit bevestigen zijn niet overgelegd, zodat voor de beoordeling slechts kan worden afgegaan op de woorden van [eiser] en derhalve niet objectief kan worden vastgesteld of er sprake is van een "[eiser]-klank". Daarnaast merkt de voorzieningenrecht op dat, voor zover er al sprake zou zijn van een eigen klank, auteursrecht op klank niet mogelijk is. Een klank is immers niet een werk op zich, maar ontstaat eerst als een instrument wordt bespeeld. Dat het ontwerp van de diverse onderdelen van een instrument bepalend is voor de uiteindelijke klank wordt niet miskend, maar dit brengt niet zonder meer met zich mee dat een bepaalde klank als zodanig auteursrechtelijke bescherming zou kunnen genieten.
Buitengerechtelijke ontbinding
j. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de gedeeltelijke buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst door de Waalse kerk onterecht was en in strijd met zijn auteursrecht.
k. Nu de door [eiser] aan het orgel toegevoegde onderdelen auteursrechtelijke bescherming ontberen, kan er geen sprake zijn van strijd met zijn auteursrecht.
l. Anders dan [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat ontbinding van de overeenkomst voor wat betreft de garantie en -onderhoudsbepaling door de Waalse kerk niet onterecht is. De Waalse kerk heeft gemotiveerd uiteengezet dat [eiser] er niet in is geslaagd om het orgel deugdelijk en tijdig op te leveren, waardoor zij geen fiducie meer heeft in toekomstige vruchtbare samenwerking.
m. Het verweer van [eiser] dat de vertraging op het conto van de Waalse kerk moet worden geschreven gaat niet op. Wat er ook zei van de door de Waalse kerk veroorzaakte vertraging, uit de stukken blijkt dat [eiser], al voordat hij aan de onderhavige werkzaamheden was begonnen, een jaar vertraging had opgelopen vanwege werkzaamheden aan andere projecten (zie 2.1 onder e), voorts dat hij zich niet heeft gehouden aan het in tweede instantie opgestelde werkplan (zie 2.1 onder i), en dat hij de in tweede instantie overeengekomen opleveringsdatum van 6 mei 2002 niet heeft gehaald. Ondanks de mededeling van [eiser] dat hij op 13 juni 2003 de werkzaamheden heeft afgerond, blijkt uit het rapport (punt 2.1 onder n) dat de werkzaamheden op 19 juni 2003 ook nog niet geheel waren afgerond. Als reden van de door hem veroorzaakte vertraging geeft [eiser] aan dat hij meerwerk heeft moeten verrichten. Nog afgezien van het feit dat deze reden niet valt onder de onvoorziene omstandigheden zoals die zijn opgenomen in artikel 1 onder a van de overeenkomst (zie punt 2.1 onder d), staat het verrichtte meerwerk niet in verhouding tot de opgelopen vertraging (meer dan 1 1/2 jaar!) en is de gedeeltelijke buitengerechtelijke ontbinding door de Waalse kerk op grond hiervan reeds gerechtvaardigd.
n. Daarbij komt dat, zoals blijkt uit het rapport en de mededelingen van organist [C.R.] ter terechtzitting, de kwaliteit van de restauratie niet aan de verwachtingen op grond van de overeenkomst voldoet. In het rapport heeft [D] gebreken geconstateerd die niet louter kleine correcties betreffen. Het verweer van [eiser], dat hij, vanwege het achterwege blijven van de overeengekomen keuring waardoor hij niet in staat is gesteld om eventuele correcties aan te brengen, niet gehouden kan worden aan de kwaliteitsstaat waarin het orgel thans is opgeleverd, gaat dan ook niet op.
De vorderingen
o. Nu [eiser] geen beroep kan doen op artikel 25 van de Auteurswet van 1912 en de buitengerechtelijke ontbinding door de Waalse kerk van de garantie-en onderhoudsbepaling in rechte is erkend, bestaat er geen rechtsgrond op grond waarvan de Waalse kerk een verbod dient te worden opgelegd om onderhoud aan het orgel door derden te laten verrichten. De vordering sub 1 dient derhalve te worden afgewezen.
p. Nog los van de vraag of auteursrechtelijke bescherming een rechtsgrond oplevert om toegang tot het beschermde werk te verkrijgen, bestaat er wegens het ontbreken van die bescherming geen rechtsgrond op grond waarvan de Waalse kerk gehouden is om [eiser] toegang te verschaffen tot het orgel en de kerk, anders dan als bezoeker. De vordering sub 2 dient derhalve eveneens te worden afgewezen.
q. Nu de Waalse kerk de garantie- en onderhoudsbepaling van de overeenkomst terecht heeft ontbonden, bestaat ook geen rechtsgrond op grond waarvan de vordering sub 3 kan worden toegewezen.
r. De vordering sub 4 zal eveneens worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient de bespreking op 6 maart 2003 als de keuring, zoals bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst, te gelden. Immers, bij genoemde bespreking -die in samenspraak is aangewezen als formeel moment van oplevering- is in het bijzijn van de orgelmaker besproken welke correcties nog dienden plaats te vinden. Bij die gelegenheid is de uiteindelijke (informele) opleveringsdatum (die dus eerst al van 1 januari 2002 tot 6 mei 2002 was uitgesteld) zelfs uitgesteld tot 20 mei (van 2003!). Aangezien [eiser] ook die datum niet heeft gehaald en thans is gebleken dat hij zelfs op 13 juni 2003, toen hij naar eigen zeggen de werkzaamheden had voltooid (zie punt 2.1 onder m), nog niet klaar was, komt [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter een beroep op artikel 2 van de overeenkomst niet meer toe.
s. De vordering sub 5 zal, nu de vorderingen sub 1 tot en met sub 4 zullen worden afgewezen, eveneens worden afgewezen.
Meerwerk
t. De Waalse kerk stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is voor het meerwerk te betalen, aangezien zij geen opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden. Voor zover [eiser] stelt dat [D] akkoord is gegaan met het door [eiser] of zijn werknemer Veldman voorgestelde meerwerk, stelt de Waalse kerk dat [D] slechts adviseur is van de kerk en niet zelfstandig bevoegd om in naam van de kerk opdracht voor meerwerk te verstrekken.
u. Uit de door [eiser] aan de Waalse kerk geschreven brief d.d. 11 december 2002 (zie punt 2.1 onder j) blijkt dat er sprake is van meerwerk maar dat [eiser] op dat moment nog geen inlichtingen over de omvang hiervan kan verschaffen. De Waalse kerk heeft niet op deze brief gereageerd. Voorts heeft de voorzieningenrechter ter zitting op 10 mei 2004 vastgesteld dat het, bij de bespreking op 6 maart 2003, voor alle partijen duidelijk was dat er sprake was van substantieel meerwerk. Gezien deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] er vanuit mocht gaan dat de Waalse kerk, ondanks het ontbreken van een schriftelijke opdracht, akkoord is gegaan met door [eiser] verricht meerwerk en zal hij de Waalse kerk veroordelen tot het betalen van de declaraties voor die werkzaamheden, voor zover deze hem redelijk voorkomen.
v. Aangezien na te noemen posten direct betrekking hebben op door de Waalse kerk impliciet geaccepteerd meewerk, zal met betrekking tot de declaratie met nummer 10044/0303 rekening worden gehouden met de volgende uren á € 40,03:
Nieuwe kernen C -F# Prestant 8' 17,75
Nieuwe bovenranden Quint 3' en nieuwe hoogste pijpjes 27,63
Nieuwe bovenranden Octaaf 4' 17,08
Nieuwe bovenranden Gemshoorn 4' 12,63
Nieuwe bovenranden Viola 10,25
Nieuwe bovenranden Cornet 6,38
Nieuwe bovenranden Mixtuur 20,88
Reeds berekend voor nieuwe bovenranden - 20,00
Reparatie en vervangen bovenranden+ bijbehorend stemwerk 58,33
Reisuren meerwerk in de kerk 35
en de hiermee verband houdende extra kilometers, te weten 1.030 á € 0.27. In totaal komt het door de Waalse kerk aan [eiser] ter zake van het meerwerk nog te betalen bedrag op € 7.726,45. Voor het overige heeft [eiser] zijn vordering in kort geding niet voldoende onderbouwd.
w. Nu de Waalse kerk de declaratie met nummer 10045/0303 zonder protest heeft behouden en niet heeft aangegeven op grond waarvan zij niet gehouden zou zijn deze te betalen, zal zij worden veroordeeld tot betaling van het in deze declaratie genoemde bedrag van € 1.328,34.
x. [eiser] zal als de voor het grootste gedeelte in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.