5. De gronden van de beslissing
Partijen zijn het er over eens dat de tussen hen gesloten overeenkomst een samenwerkingsovereenkomst voor onbepaalde tijd inhield, waarin exclusiviteit over en weer was overeengekomen, in die zin dat Intos in de door haar te produceren rookcabines uitsluitend het van Uniqfill afkomstige Clear Air systeem zou verwerken en dat Uniqfill voor de door haar te verkopen rookcabines, behoudens de aluminium cabines, uitsluitend de cabines van Intos zou gebruiken. De vraag die partijen verdeeld houdt is die of Intos de overeenkomst tussen partijen heeft kunnen beëindigen op de wijze waarop zij dat gedaan heeft en zo ja, of het haar daarbij vrij stond om rookcabines te gaan produceren en verkopen met gebruikmaking van een filtersysteem van een andere leverancier, met name dat van de Zweedse producent van het Clear Air System.
De onderhavige overeenkomst is een voor onbepaalde tijd aangegane duurovereenkomst sui generis. Bij gebreke van een wettelijk of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging van een dergelijke overeenkomst in een concreet geval het beoogde resultaat heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en de billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval.
Voorts kan in dat verband de aard van een overeenkomst meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.
Voorzover Uniqfill heeft willen betwisten dat de overeenkomst tussen partijen is opgezegd, moet eerst worden vastgesteld dat de hiervoor onder 2.1.g. geciteerde brief van Intos aan Uniqfill niet anders kan worden geduid dan een opzegging van de overeenkomst tussen partijen zonder inachtneming van een opzegtermijn.
Bij de onderbouwing van haar standpunt dat de overeenkomst tussen partijen in de gegeven omstandigheden niet kon worden opgezegd, heeft Uniqfill verwezen naar jurisprudentie, die betrekking heeft op opzegging van een distributieovereenkomst. Vastgesteld moet worden dat de overeenkomst tussen partijen geen distributieovereenkomst inhoudt, maar gericht is op het verkopen door elk van partijen van een product, waarvan elk van hen een deel heeft gefabriceerd en waarbij het voor elk van hen mogelijk is een soortgelijk product ook in samenwerking met een andere partner te fabriceren en vervolgens te verkopen (hetgeen Uniqfill ook al deed met de aluminium rookcabine). Daardoor is er anders dan gewoonlijk voor de distributeur bij een distributieovereenkomst het geval is, geen enkele afhankelijkheid van Uniqfill van Intos en heeft Uniqfill bij een beëindiging van de overeenkomst tussen partijen ook geen termijn nodig om haar belangen veilig te stellen. Dit maakt de aard van de overeenkomst tussen partijen wezenlijk anders dan die van een distributieovereenkomst. Daarbij komt in casu dat partijen, naar door Uniqfill niet is betwist, tegen de normale handelsprijs aan elkaar leverden en elkaar geen provisie gaven op de door de ander verkochte rookcabines. Het voordeel voor elk van partijen bij de verkoop het eigen product aan de ander, zat hem uitsluitend in de winstmarge in de handelsprijs van het eigen product.
Bij de beoordeling van de vraag of de onderhavige opzegging het beoogde resultaat heeft gehad, heeft de voorzieningenrechter behalve de vaststaande feiten en het hiervoor overwogene ook nog de volgende door Intos naar voren gebrachte en door Uniqfill niet betwiste omstandigheden van het geval betrokken:
a) Partijen hadden bij het aangaan van hun samenwerkingsovereenkomst de prognose gemaakt dat in drie jaar tijd 1000 door Intos geproduceerde cabines met het door Uniqfill geproduceerde Clear Air System verkocht zouden worden.
b) Intos heeft sedert het begin van de samenwerking slecht drie cabines met het door Uniqfill geproduceerde Clear Air System verkocht.
c) Intos heeft in het kader van de samenwerking tussen partijen vier proefcabines gemaakt, waarvan de ontwikkelingskosten, naar door Intos onvoldoende betwist is gesteld, € 30.000,-- hebben bedragen.
d) Intos kon exact hetzelfde Clear Air System dat Uniqfill produceert en levert aanzienlijk goedkoper bij de producent in Zweden betrekken.
e) Uniqfill is vervolgens niet ingegaan op het verzoek van Intos om het door Uniqfill geproduceerde en aan Intos geleverde Clear Air System goedkoper te maken.
f) Intos is nog steeds bereid om tegen de normale handelsprijs cabines aan Uniqfill te leveren en doet dat feitelijk ook nog.
Afgezet tegen genoemd uitgangspunt onder 5.2 brengen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter alle omstandigheden van het onderhavige geval met zich dat Intos gerechtigd was om de overeenkomst tussen partijen op te zeggen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan.
De door Uniqfill aangevoerde argumenten kunnen in dit oordeel geen verandering brengen. Naar ter zitting is komen vast te staan, heeft de door partijen gezamenlijk ontwikkelde reclamefolder ruim € 3.000,-- gekost, is daarvan € 750,-- door Uniqfill betaald en is haar deel van die folders inmiddels volledig door haar verspreid. Gezien het feit dat Uniqfill kan blijven doorgaan met het verkopen van door Intos geproduceerde cabines voorzien van het door haar (Uniqfill) geproduceerde Clean Air System kan niet gezegd worden dat deze investering door de opzegging door Intos van de overeenkomst tussen partijen zijn waarde heeft verloren. Het bestaan van andere door haar gedane investeringen en/of betaalde ontwikkelingskosten heeft Uniqfill niet aannemelijk gemaakt.
Ook het feit dat het idee tot ontwikkeling van rookcabines van Uniqfill afkomstig is, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij heeft de voorzieningenrechter betrokken dat, gelijk Intos heeft gesteld en door Uniqfill niet is betwist, het idee van rookcabines met een afzuigsysteem niet auteursrechtelijk of anderszins is beschermd.
Voor zover geoordeeld zou moeten worden dat, gezien de aard van de overeenkomst tussen partijen, Intos een zwaarwegende grond voor de opzegging ervan moest hebben, overweegt de voorzieningenrechter dienaangaande als volgt. Intos heeft (mede) in dit verband het volgende aangevoerd. Voor de rookcabines heeft zij de nodige ontwikkelingskosten gemaakt. Die dienden uiteraard terugverdiend te worden. Toen bleek dat de door beide partijen gemaakte prognose van de te realiseren verkopen, in ieder geval voor Intos, bij lange na niet werd gehaald, diende er wat te gebeuren om de omzet te verhogen. Een verlaging van de prijs van de rookcabines zou daaraan kunnen bijdragen. Toen Intos precies hetzelfde Clear Air System aanzienlijk goedkoper vanuit Zweden kon betrekken en Uniqfill haar prijs niet wilde verlagen, had zij derhalve goede redenen de overeenkomst tussen partijen op te zeggen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter had Intos daarmee, zo de aard van de overeenkomst tussen partijen dat al vereist, voldoende zwaarwegende grond om die overeenkomst op te zeggen.
Op grond van dit alles moet geconcludeerd worden dat Intos de overeenkomst tussen partijen heeft kunnen beëindigen op de wijze waarop zij dat gedaan heeft. Ook als hierover anders gedacht moet worden, brengen de omstandigheden van het geval, zoals hiervoor beoordeeld, niet met zich mee dat er grond is voor de gevorderde voorlopige voorziening. In dat geval heeft Uniqfill nog altijd de mogelijkheid om de mogelijk door haar ten gevolge van die beëindiging geleden schade door middel van een bodemprocedure op Intos te verhalen.
Nu voorshands moet worden geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, is er geen grond om Intos nog langer aan het exclusiviteitbeding uit die overeenkomst te houden en daarmee om Intos te verbieden om rookcabines te produceren en te verkopen met gebruikmaking van een filtersysteem van een andere leverancier, met name dat van de Zweedse producent van het Clear Air System. Dat met de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen de partner uit die overeenkomst tot concurrent wordt, geldt niet alleen voor Uniqfill, maar ook voor Intos. Het feit dat Uniqfill de initiator van de samenwerking is geweest, kan het onderhavig oordeel niet anders doen zijn. Daarbij wordt nogmaals overwogen dat het idee van rookcabines met een afzuigsysteem niet auteursrechtelijk of anderszins beschermd is. Van belang is ook dat gesteld noch gebleken is dat Uniqfill niet mogelijk ook zelf het goedkopere Clear Air System uit Zweden kan betrekken. Gegeven ook het feit dat Uniqfill de cabines van Intos tegen de handelsprijs kan blijven betrekken, kan aangaande de thans ontstane situatie dan ook niet gezegd worden dat Intos in strijd handelt met de goede trouw en met de in het verkeer betamelijke zorgvuldigheid jegens Uniqfill.
Dit alles brengt met mee dat, in aanmerking nemende ook de overige over en weer in het geding zijnde belangen van partijen, de gevraagde voorziening moet worden geweigerd.
Uniqfill zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.