a. [eiseres] is op 18 april 1988 in dienst getreden van Achmea in de functie van administratief medewerkster. Laatstelijk was [eiseres] werkzaam in de functie van teamleidster klantenservice.
b. Op 8 februari 2000 heeft [eiseres] haar werkzaamheden wegens ziekte moe-ten staken.
c. Met ingang van 27 januari 2001 is aan [eiseres] een WAO-uitkering toegekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid.
d. Op 19 maart 2003 werd aan Achmea door het CWI toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen.
e. Bij brief van 19 maart 2003 heeft de verzekeringsarts van UWV Gak het volgen-de aan [eiseres] meegedeeld:
"Op grond van mijn bevindingen en de aanvullende specialistische informatie ben ik van oordeel dat u, ondanks de nog bestaande klachten, in staat bent te achten duurzaam werkzaamheden te verrichten.
Het werk moet aan de volgende voorwaarden voldoen: het mag niet al te zwaar, niet al te fysiek belastend zijn.
Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan zie ik geen reden om ook nog een urenbeperking aan te houden."
f. Bij brief van 8 april 2003 heeft de arbeidsdeskundige van UWV Gak het volgen-de aan [eiseres] geschreven:
"Uitgaande van de thans geldende belastbaarheid wordt u geschikt beschouwd voor de eigen, maatgevende werkzaamheden. Dit houdt in dat u in het kader van de Wao voor minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt beschouwd en uw uitke-ring beëindigd zal worden."
g. Bij brief van 23 april 2003 heeft [eiseres] het volgende aan Achmea geschreven:
"Naar aanleiding van deze nieuw ontstane situatie vond op 14 april j.l. een gesprek plaats met [X], general manager HR. En werd mij mede-gedeeld dat gebruik gemaakt zou worden van de ontslagvergunning, dit ondanks het feit dat ik aanbood om nog een poging tot reïntegratie te willen doen.
Dringend verzoek ik U dan ook om het dienstverband niet te beëindigen en in overleg met mij te treden (…)."
h. Hierop heeft Achmea bij brief van 15 mei 2003 het volgende aan [eiseres] geschreven:
"Vriendelijk dank voor uw brief van 23 april jl. Hierin vraagt u om af te zien van het effectueren van uw ontslag, waarvoor wij de toestemming van UWV Gak enige tijd geleden hebben ontvangen en waarvan u inmiddels onze bevestiging hebt ontvangen.
(…)
Wij vinden het bijzonder spijtig dat wij na zo een langdurig dienstverband afscheid moeten nemen met zo een verdrietige aanleiding. Wij zien echter geen reden om terug te komen op onze beslissing aangezien ons inziens het probleem niet ligt bij u of Zilveren Kruis Achmea, maar deze gelegen is in een onterechte beslissing van UWV Gak."
i. Bij brief van 5 juni 2003 heeft Achmea, in antwoord op een brief van de gemachtigde van [eiseres], het volgende aan [eiseres] geschreven:
"Van Mr. R. Verheij ontvingen wij een schrijven waarin wordt aangegeven dat u de schriftelijke bevestiging van uw ontslag niet hebt ontvangen. Wij begrijpen dat u prijs stelt op deze schriftelijke bevestiging en u treft derhalve hierbij een kopie aan. Aanzegging van het ontslag is u tevens gedaan in het gesprek bij u thuis op 14 april jl. door ondergetekende."
j. Bij beslissing van 22 juli 2003 is het bezwaar van [eiseres] tegen de beslis-sing van 23 april 2003 over de intrekking van haar WAO-uitkering per 9 juni 2003 ongegrond verklaard.
3. De vordering