ECLI:NL:RBHAA:2004:AP1714
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van opzeggingsbeding in huurcontract en gevolgen voor huurbetalingen
In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem op 25 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de huur van een zelfstandige woonruimte. De huurovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd, tot en met 31 mei 2004, met een huurprijs van €850,00 per maand, vermeerderd met een voorschot voor bijkomende kosten. De huurder heeft op 2 november 2003 de huurovereenkomst opgezegd, maar de verhuurder betwistte de geldigheid van deze opzegging. De kantonrechter oordeelde dat het opzeggingsbeding in het huurcontract in strijd was met artikel 7:271 lid 5 BW, waardoor het beding nietig was. Dit betekende dat de huurder recht had op een opzegtermijn van één maand, wat leidde tot de conclusie dat de huurovereenkomst per 1 januari 2004 was beëindigd.
Daarnaast werd vastgesteld dat de huurder gedurende de maand oktober 2003 geen toegang had tot de woning, omdat de verhuurder de toegang belemmerde. Dit leidde tot de conclusie dat de huurder over die maand ten onrechte huur had betaald, wat verrekend kon worden met de nog te betalen huur. De kantonrechter oordeelde dat de huurder nog €950,00 aan huur en voorschot leveringen en diensten verschuldigd was, maar dat de boete voor te late betaling niet kon worden toegewezen, omdat de huurder niet had aangetoond dat het boetebeding onredelijk was.
De kantonrechter heeft de verhuurder in het gelijk gesteld voor wat betreft de vordering tot betaling van €1.531,82, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning. De kosten van de procedure, inclusief beslagkosten, zijn eveneens aan de huurder opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om zich aan de wettelijke bepalingen te houden en de rechten van huurders te respecteren.