ECLI:NL:RBHAA:2004:AP1716

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
217739
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast door inwonende zoon

In deze zaak heeft de stichting Pré Wonen een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagden, die sinds 18 december 1991 een woning huren. De vordering is gebaseerd op overlast die wordt veroorzaakt door de zoon van de gedaagden, die ook in de woning woont. Pré Wonen heeft herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast en bedreigingen door de zoon. Ondanks meerdere waarschuwingen en gesprekken met de gedaagden, is de overlast niet gestopt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overlast zo ernstig is dat omwonenden zich onveilig voelen en dat de gedaagden onvoldoende hebben gedaan om de situatie te verbeteren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden en dat de gedaagden de woning moeten ontruimen, maar heeft hen wel een termijn gegeven om een nieuwe woonruimte te vinden. De ontruiming is vastgesteld op 31 mei 2004, met de mogelijkheid voor Pré Wonen om de ontruiming met behulp van de politie te bewerkstelligen indien nodig. De gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 217739
datum vonnis: 18 februari 2004
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
de stichting PRÉ WONEN (vestiging IJmond),
gevestigd te Haarlem en kantoor houdende te [woonplaats],
EISERES,
hierna: Pré Wonen,
gemachtigde mr. S.H.J.M. Linthorst,
--tegen--
[gedaagden],
beiden te [woonplaats],
GEDAAGDEN,
hierna: [gedaagden],
gemachtigde mr. M.A. Kanning.
1. Het verloop van de procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 9 oktober 2003, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 3 december 2003 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 21 januari 2004 gehouden comparitie van partijen.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. Sedert 18 december 1991 huren [gedaagden] van Pré Wonen de woning [adres].
b. De twintigjarige zoon van [gedaagden] is eveneens woonachtig in die onder a. genoemde woning.
c. Bij brief van 11 juni 2003 heeft Pré Wonen het volgende aan [gedaagden] geschre-ven:
"Naar aanleiding van klachten van omwonenden hebben wij u en uw zoon op 23 januari 2003 uitgenodigd voor een gesprek op ons kantoor. Uiteindelijk was uw zoon niet aanwezig bij dit gesprek. Wel hebt u met mevrouw [x] afgesproken dat u, uw zoon zou aanspreken op zijn gedrag.
Op 3 mei en 13 mei 2003 hebben wij weer klachten ontvangen van diverse omwonenden betref-fende geluidsoverlast en mishandeling van de heer [y] door uw zoon. Hiervan is aangifte ge-daan bij de politie. (…) Op 2 mei en 16 mei 2003 zijn er weer meldingen binnengekomen in ver-band met geluidsoverlast uit uw woning.
Wij verzoeken u dringend uw zoon aan te spreken op zijn gedrag. Het is van groot belang, dat hij de ernst inziet van de situatie. Bovendien bent u verantwoordelijk voor het gedrag van uw zoon en kunnen wij u daarop aanspreken."
d. Bij brief van 8 juli 2003 heeft Pré Wonen het volgende aan [gedaagden] geschre-ven:
"Al enkele malen hebben wij met u gesproken over klachten van overlast vanuit uw woning, die worden veroorzaakt door uw zoon. U heeft hierover al eens eerder een gesprek gehad met één van onze medewerkers. Opnieuw hebben wij een brief van diverse omwonenden ontvangen, waarin melding wordt gemaakt van overlast. De overlast bestaat uit het schelden en bedreigen van uw buren en het slaan van een stok van een bezem tegen de schutting van de buren.
In een gesprek dat wij met u hebben gehad op het stadskantoor van [woonplaats] op maandag 7 juli 2003, hebben wij u hierover op uw verantwoordelijkheid gewezen en u dringend verzocht dit niet meer te laten gebeuren. U heeft hierover van mevrouw [z] van de gemeente [woonplaats] een brief ontvangen met de afspraken die tijdens dit gesprek zijn gemaakt.
In een gesprek dat wij met uw buren hebben gehad, is met hen nog eens benadrukt dat niet al-leen de buren maar ook Pré Wonen geen enkele vorm van overlast meer van u tolereert.
Indien de klachten blijven voortduren, kan dit voor u de consequentie hebben dat wij bij de rechter een ontbinding van de huurovereenkomst gaan eisen. Dit betekent voor u dat u de wo-ning aan de [adres] zult moeten verlaten en ontruimen.
Wij gaan er echter vanuit dat u het zover niet zult laten komen en rekenen op uw medewerking."
e. Op 9 juli 2003 heeft de zoon van [gedaagden] één van de omwonenden (de heer [y]) bedreigd met een steekwapen en dreigementen geuit. De zoon van [gedaagden] is door de politie gearresteerd en voor dit feit veroordeeld tot een on-voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een voorwaardelijke ge-vangenisstraf van twee maanden. Inmiddels is de zoon op 6 november 2003 weer in vrijheid gesteld.
f. Op 20 januari 2003 is door de buren aan weerszijden van [gedaagden] de politie ingeschakeld in verband met geluidsoverlast uit de woning van [gedaagden].
3. De vordering
3.1 Pré Wonen vordert ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van de gehuurde woning door [gedaagden].
3.2 Pré Wonen heeft het volgende aan haar vordering ten grond-slag gelegd:
Met de omschreven overlast handelen [gedaagden] in strijd met de wettelijke huurbepalin-gen en met de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde huurvoorwaarden. Er zijn voldoende gronden aanwezig die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
De overlast is zo ernstig dat omwonenden de situatie als zeer bedreigend en onveilig ervaren. Hun woonplezier wordt bedorven.
4. Het verweer
[gedaagden] hebben de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ter comparitie van 21 januari 2004 hebben [gedaagden] het volgende -voor zover relevant- verklaard:
"De geluidsoverlast op 20 januari 2004 valt wel mee. De politie is inderdaad gestuurd, maar er was niet zo'n harde muziek. Het probleem is niet alleen met onze zoon. Wij draai-en ook muziek."
5.2 [gedaagden] ontkennen niet dat er sprake is geweest van overlast, maar zij betwisten dat er sprake is van overlast die grond kan zijn voor ontbinding van de huurovereen-komst.
5.3 Het feit van 9 juli 2003 waarvoor de zoon van [gedaagden] is veroordeeld is van dermate ernstige aard dat het begrijpelijk is dat omwonenden zich niet langer veilig voelen. De vraag is of de gedragingen van de zoon ontbinding van de huurovereenkomst met zijn ouders rechtvaardigen. De ouders kunnen worden aangesproken op het gedrag van hun zoon die met hun instemming bij hen woont. Als de gedragingen van de zoon op zichzelf zouden staan, dan zou voor de huisvesting van de zoon een oplossing gezocht moeten worden en zouden de ouders niet tot ontruiming gedwongen kunnen worden. In dit geval echter hebben de ouders erkend dat ook zij muziek draaien en staat vast dat op 20 januari 2004 wederom de politie moest worden gewaarschuwd. Bovendien blijkt uit de overgelegde verklaringen van omwonenden dat ook [gedaagden] zelf zich zodanig gedragen dat omwonenden daar overlast van ondervinden.
5.4 Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de door [gedaagden] veroorzaakte overlast voldoende ernstig is om tot ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van de woning over te gaan. [gedaagden] zijn voldoende gewaarschuwd, maar hebben hun gedrag niet gewijzigd. Ook toen hun zoon na zijn detentie weer bij [gedaagden] introk, zette de overlast zich voort.
5.5 De kantonrechter is evenwel van oordeel dat aan [gedaagden] een termijn moet worden gegund om andere woonruimte te vinden.
6. De slotsom en kosten
De vordering zal daarom worden toegewezen onder verlening van een ontruimingster-mijn aan [gedaagden]. [gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proces-kosten worden veroordeeld.
7. De beslissing
De kantonrechter:
Ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2004.
Veroordeelt [gedaagden] om de woning aan de [adres] uiterlijk op 31 mei 2004 te ontruimen en met al degenen en al hetgeen zich in die woning hunnentwege bevinden en bevindt te verlaten, één en ander onder afgifte aan Pré Wonen van de bij de woning behorende sleutels, met machtiging aan Pré Wonen om zo nodig binnen zeven dagen na betekening van het vonnis na 31 mei 2004 de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien [gedaagden] met nakoming van het vonnis in gebreke blijven.
Veroordeelt [gedaagden] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Pré Wonen begroot op €313,16 aan verschotten en €270,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het open-baar uitge-sproken ter te-rechtzit-ting van 18 februari 2004, in tegen-woordig-heid van de griffier.