Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. Sedert 18 december 1991 huren [gedaagden] van Pré Wonen de woning [adres].
b. De twintigjarige zoon van [gedaagden] is eveneens woonachtig in die onder a. genoemde woning.
c. Bij brief van 11 juni 2003 heeft Pré Wonen het volgende aan [gedaagden] geschre-ven:
"Naar aanleiding van klachten van omwonenden hebben wij u en uw zoon op 23 januari 2003 uitgenodigd voor een gesprek op ons kantoor. Uiteindelijk was uw zoon niet aanwezig bij dit gesprek. Wel hebt u met mevrouw [x] afgesproken dat u, uw zoon zou aanspreken op zijn gedrag.
Op 3 mei en 13 mei 2003 hebben wij weer klachten ontvangen van diverse omwonenden betref-fende geluidsoverlast en mishandeling van de heer [y] door uw zoon. Hiervan is aangifte ge-daan bij de politie. (…) Op 2 mei en 16 mei 2003 zijn er weer meldingen binnengekomen in ver-band met geluidsoverlast uit uw woning.
Wij verzoeken u dringend uw zoon aan te spreken op zijn gedrag. Het is van groot belang, dat hij de ernst inziet van de situatie. Bovendien bent u verantwoordelijk voor het gedrag van uw zoon en kunnen wij u daarop aanspreken."
d. Bij brief van 8 juli 2003 heeft Pré Wonen het volgende aan [gedaagden] geschre-ven:
"Al enkele malen hebben wij met u gesproken over klachten van overlast vanuit uw woning, die worden veroorzaakt door uw zoon. U heeft hierover al eens eerder een gesprek gehad met één van onze medewerkers. Opnieuw hebben wij een brief van diverse omwonenden ontvangen, waarin melding wordt gemaakt van overlast. De overlast bestaat uit het schelden en bedreigen van uw buren en het slaan van een stok van een bezem tegen de schutting van de buren.
In een gesprek dat wij met u hebben gehad op het stadskantoor van [woonplaats] op maandag 7 juli 2003, hebben wij u hierover op uw verantwoordelijkheid gewezen en u dringend verzocht dit niet meer te laten gebeuren. U heeft hierover van mevrouw [z] van de gemeente [woonplaats] een brief ontvangen met de afspraken die tijdens dit gesprek zijn gemaakt.
In een gesprek dat wij met uw buren hebben gehad, is met hen nog eens benadrukt dat niet al-leen de buren maar ook Pré Wonen geen enkele vorm van overlast meer van u tolereert.
Indien de klachten blijven voortduren, kan dit voor u de consequentie hebben dat wij bij de rechter een ontbinding van de huurovereenkomst gaan eisen. Dit betekent voor u dat u de wo-ning aan de [adres] zult moeten verlaten en ontruimen.
Wij gaan er echter vanuit dat u het zover niet zult laten komen en rekenen op uw medewerking."
e. Op 9 juli 2003 heeft de zoon van [gedaagden] één van de omwonenden (de heer [y]) bedreigd met een steekwapen en dreigementen geuit. De zoon van [gedaagden] is door de politie gearresteerd en voor dit feit veroordeeld tot een on-voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een voorwaardelijke ge-vangenisstraf van twee maanden. Inmiddels is de zoon op 6 november 2003 weer in vrijheid gesteld.
f. Op 20 januari 2003 is door de buren aan weerszijden van [gedaagden] de politie ingeschakeld in verband met geluidsoverlast uit de woning van [gedaagden].