ECLI:NL:RBHAA:2004:AQ4131

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
238637
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om betaling van achterstallige alimentatie door Torsa Engineering Group B.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 2 juni 2004, heeft de kantonrechter F.J.P. Veenhof uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en de besloten vennootschap Torsa Engineering Group B.V. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.A.J. Verschuur-van der Voort, vorderde betaling van achterstallige alimentatie en kosten van Torsa, die niet verschenen was op de zitting. De vordering betrof een bedrag van €11.557,50 aan achterstallige alimentatie, met een totale achterstand van €18.431,00 tot 1 oktober 2003, alsook €1.500,00 voor rechtsbijstand en €146,82 voor executiekosten.

De procedure kende een eerdere fase waarin de kantonrechter op 19 mei 2004 een tussenvonnis had gewezen, waarin de zaak ten onrechte was verwezen naar de sector civiel. De kantonrechter constateerde dat deze verwijzing berustte op een kennelijke fout en dat hij ambtshalve terug kon komen op deze beslissing. Dit werd mogelijk geacht op basis van de analoge toepassing van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat herstel van fouten toestaat. De kantonrechter oordeelde dat het intrekken van de verwijzing extra proceskosten voor partijen zou voorkomen.

Na beoordeling van de vordering concludeerde de kantonrechter dat deze niet ongegrond of onrechtmatig was. De vordering werd toegewezen, en Torsa werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres werden begroot op €260,40 aan verschotten en €325,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de uitspraak vond plaats in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 238637
datum vonnis: 2 juni 2004
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
[eiseres],
te [woonplaats],
EISERES,
hierna: [eiseres],
gemachtigde mr. E.A.J. Verschuur-van der Voort,
--tegen--
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Torsa Engineering Group B.V.,
te Haarlem,
GEDAAGDE,
hierna: Torsa,
niet verschenen.
1. Het verloop van de procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar het door hem tussen partijen gewe-zen en op 19 mei 2004 uitgesproken tussenvonnis houdende verwijzing van de zaak naar de sector civiel bij deze rechtbank.
2. De nadere beoordeling van het geschil
2.1 Nadat de kantonrechter het tussenvonnis van 19 mei had gewezen heeft hij moeten constateren dat de daarin vervatte verwijzingsbeslissing op een kennelijke fout berust.
2.2 De vordering heeft immers betrekking op het feit dat Torsa als derde-beslagene in gebreke is gebleven aan haar verplichting ingevolge artikel 479e Rv te voldoen.
2.3 Artikel 479f Rv bepaalt in dat geval dat de kantonrechter ongeacht het beloop van de vordering bevoegd is daarvan kennis te nemen.
2.4 De kantonrechter moet daarom ambtshalve terugkomen op zijn eerdere beslissing tot verwijzing. Hij acht dit mogelijk analoog aan de bepaling van artikel 31 Rv dat herstel van fouten toestaat. Dit geldt temeer nu het slechts om een tussenbeslis-sing gaat die te vergelijken valt met een rolbeslissing waarop de kantonrechter ook kan terugkomen. Bovendien worden door deze intrekking van de verwijzing de extra proceskosten vermeden die voor partijen gepaard gaan met een behandeling door de sector civiel van deze rechtbank.
2.5 De kantonrechter zal daarom zijn verwijzing intrekken en alsnog de vordering beoordelen.
2.6 De vordering zal worden toegewezen omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig is.
3. De slotsom en kosten
De vordering wordt toegewezen. Torsa zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proces-kosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter:
Trekt zijn verwijzing als vervat in het vonnis van 19 mei 2004 in.
Veroordeelt Torsa om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. de per 26 november 2003 voor afdracht bestemde gelden ad €11.557,50 aan achterstallige alimentatie en kosten alsmede de nog te verschijnen afdrachttermijnen totdat de totale achterstand tot 1 oktober 2003 ad €18.431,00 zal zijn voldaan;
b. €1.500,00 wegens de kosten van de rechtsbijstand;
c. €146,82 wegens de kosten van executie.
Veroordeelt Torsa in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op €260,40 aan verschotten en €325,00 aan salaris voor de gemachtigde, met bepaling dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage bedoeld in artikel 9, 1e lid van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 2 juni 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.