ECLI:NL:RBHAA:2004:AQ5455
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.G. Kemmers
- A.C.M. Rutten
- J.H. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Definitieve vaststelling van de hoogte van bijstandsverlening in de vorm van een geldlening
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de hoogte van de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening, verstrekt op grond van artikel 24, eerste lid, sub a, van de Abw. Eiseres, wonende te Haarlem, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, waarin een bedrag van € 5739,87 werd teruggevorderd over de periode van 11 augustus 1997 tot en met 30 december 2002. Eiseres stelt dat de vordering is verjaard, omdat deze opeisbaar werd op het moment dat zij gelden uit de boedelscheiding ontving in augustus 1997. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de vordering niet verjaard is, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar pas begint te lopen vanaf het moment dat de vordering wordt opgeëist, in dit geval op het moment van het besluit van 25 maart 2003.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de vordering niet is verwerkt, omdat er geen gedragingen van verweerder zijn die erop wijzen dat afstand is gedaan van het recht om terug te vorderen. Eiseres had geen bezwaar aangetekend tegen het toekenningsbesluit van 6 juni 1997, waarin de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening werd toegekend. De rechtbank concludeert dat de vordering van verweerder op eiseres geldig is en dat de hoogte van de bijstandsverlening definitief kan worden vastgesteld.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem, met mr. A.C.M. Rutten als ondertekenaar van de uitspraak, aangezien de voorzitter verhinderd was.