ECLI:NL:RBHAA:2004:AR2288

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
104919 / KG ZA 04-425
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake staking ontginningswerkzaamheden door Business Park IJmond B.V. en Gemeente Beverwijk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 23 augustus 2004, heeft de voorzieningenrechter in kort geding een vordering van de vereniging Westerhout Blijft toegewezen om de ontginningswerkzaamheden in het gebied Centraal Emplacement Noord te staken. De vordering was gebaseerd op het ontbreken van een volledige ontheffing voor de aanwezige fauna, met name de gewone pad (Bufo bufo), die onder de bescherming van de Flora- en Faunawet valt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Gemeente Beverwijk op 18 juni 2004 een ontheffing had verkregen, maar dat deze ontheffing niet van toepassing was op de gewone pad, aangezien deze soort niet in de ontheffing was genoemd.

Na de zitting op 27 augustus 2004, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht, heeft de voorzieningenrechter besloten dat de Gemeente en Business Park IJmond B.V. (BPIJ) de werkzaamheden niet mochten hervatten totdat er duidelijkheid was over de ontheffing voor de gewone pad. De voorzieningenrechter heeft de Gemeente de gelegenheid gegeven om schriftelijk bewijs te leveren dat de ontheffing ook voor de gewone pad geldt of dat er voor deze soort geen ontheffing nodig is. Totdat deze bewijsvoering is geleverd, blijft het gebod om de werkzaamheden te staken van kracht.

De voorzieningenrechter heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden, wat betekent dat de beslissing over de uiteindelijke uitkomst van de zaak nog niet is genomen. Dit tussenvonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het uitvoeren van werkzaamheden die invloed kunnen hebben op beschermde diersoorten en de verplichtingen die voortvloeien uit de Flora- en Faunawet.

Uitspraak

Zaaknummer: 104919/KG ZA 04-425
Zittingsdatum: 27 augustus 2004
713
RECHTBANK TE HAARLEM
Proces-verbaal zitting in kort geding
Ter terechtzitting van 27 augustus 2004 van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem, mr.A.J. van der Meer, zitting houdend in kort geding, bijgestaan door mr. A. Eerdhuijzen, griffier, zijn ter behandeling van het bij dagvaarding aanhangig gemaakte geding met zaaknummer: 104919/KG ZA 04-425 van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
WESTERHOUT BLIJFT,
gevestigd te Beverwijk,
eisende partij,
procureur mr. W.G. Fischer,
-- tegen --
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUSINESS PARK IJMOND B.V.,
gevestigd te Velsen-Noord,
procureur mr. M.E. Biezenaar,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORUS B.V.
gevestigd te Velsen-Noord,
niet verschenen,
3. de GEMEENTE BEVERWIJK,
gevestigd te Beverwijk,
gemachtigden A. Rensen en G.J. Romijn,
hierna ook aan te duiden als Westerhout Blijft respectievelijk BPIJ, Corus en de Gemeente.
verschenen:
? namens Westerhout Blijft, [J], in zijn hoedanigheid van voorzitter, bijgestaan door mr. Fischer voornoemd;
? namens BPIJ, [L], in zijn hoedanigheid van directeur, bijgestaan door mr. M.E. Biezenaar voornoemd,
? namens de Gemeente, [A.R.] en [G.R.] voornoemd.
Nadat Westerhout Blijft de vordering tegen Corus B.V. - tegen wie ter terechtzitting van 20 augustus 2004 reeds verstek was verleend - had ingetrokken, heeft zij gesteld overeenkomstig de dagvaarding en, na vermindering van eis gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
BPIJ en de Gemeente zal veroordelen de ontginningswerkzaamheden in het gebied gelegen tussen Pompstationweg, Hooglandweg en Bussstation, ook wel genoemd Centraal Emplacement Noord van het Business Park IJmond in Beverwijk (hierna: Centraal Emplacement Noord) te staken, tot het moment dat beschikken over een ontheffing voor de in het deelgebied verblijvende padden, met veroordeling van in de kosten van het geding.
BPIJ en de Gemeente hebben de vordering van Westerhout Blijft gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van die vordering met veroordeling van Westerhout Blijft in de kosten van het geding.
De raadslieden van Westerhout Blijft en BPIJ alsmede de gemachtigden van de Gemeente hebben zich ter zitting bediend van overgelegde pleitnotities.
Na verder debat in tweede termijn heeft BPIJ aangekondigd met de werkzaamheden op het Centraal Emplacement Noord op maandag 30 augustus 2004 te zullen hervatten.
Daarop heeft de voorzieningenrechter het navolgende overwogen:
1. Vast staat dat door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 18 juni 2004 een ontheffing aan de Gemeente is verleend van de verbodsbepalingen genoemde in de artikelen 9, 10, 11 en 13 van de Flora- en Faunawet voor zover het betreft de in die ontheffing genoemde plant- en diersoorten. Bij die diersoorten is niet genoemd de gewone pad (Bufo bufo), met betrekking tot welk diersoort door de Gemeente ook niet om ontheffing was verzocht. Aan genoemde ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden:
1. De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend.
2. (…)
3. Indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen noodzakelijk zijn, dient de ontheffinghouder onverwijld contact op te nemen met LASER vestiging Dordrecht.
(…)
7. Direct voorafgaand aan de verschillende deelwerkzaamheden dient het betreffende deelgebied onder begeleiding van een te zake kundige op het gebied van zoogdieren en beschermde plantensoorten de worden onderzocht. (…)
2. Zowel Westerhout Blijft als BPIJ hebben recent exemplaren van de gewone pad aangetroffen op het terrein van het Centraal Emplacement Noord, zoals onder meer blijkt uit de notitie van de Grontmij terzake van de terreinschouw als bedoeld in de hiervoor onder 1 aangehaalde voorwaarde genummerd 7, welke schouw op 25 augustus 2004 (alsnog) heeft plaatsgevonden. Partijen zijn het er over eens dat de gewone pad een krachtens de Flora- en Faunawet beschermde diersoort is.
3. Naar aanleiding van de resultaten van de terreinschouw heeft de Gemeente ter uitvoering van de hiervoor onder 1 aangehaalde voorwaarde genummerd 3, telefonisch contact opgenomen met Laser (het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). In bedoeld telefoongesprek is volgens de Gemeente door een medewerker van Laser aan de Gemeente meegedeeld dat voor de gevonden andere beschermde diersoorten (in casu de gewone pad) geen (aanvullende) ontheffing nodig is als dat de gevonden dieren niet thuishoren in het plangebied en als deze dit gebied ook niet als overwinteringslocatie gebruiken. Wel zouden de dieren moeten worden verjaagd of elders worden uitgezet. Volgens BPIJ en de Gemeente horen de gevonden gewone padden niet thuis in het plangebied en gebruiken zij dit gebied ook niet als overwinteringslocatie. Westerhout Blijft heeft e.e.a. gemotiveerd betwist.
4. Gezien het feit dat de gewone pad een krachtens de Flora- en Faunawet beschermde diersoort betreft, wordt voorshands onvoldoende aannemelijk geacht dat de Gemeente door het enkele telefonisch contact opnemen met Laser tevens voor die diersoort een ontheffing van de verbodsbepalingen genoemde in de artikelen 9, 10, 11 en 13 van de Flora- en Faunawet heeft.
5. De Gemeente zal in de gelegenheid worden gesteld om haar desbetreffende stelling nader te onderbouwen door het overleggen van een schriftelijke bevestiging van Laser, inhoudende dat de ontheffing van 18 juni 2004 óók voor de gewone pad geldt dan wel dat er voor de aangetroffen padden geen ontheffing nodig is, alsmede op welke (wets)bepalingen Laser dat standpunt baseert.
6. BPIJ heeft aangegeven dat zij de werkzaamheden op het Centraal Emplacement Noord per omgaande wil hervatten, omdat - haars inziens - de Gemeente aan de voorwaarden van de ontheffing heeft voldaan. In deze omstandigheid wordt aanleiding gezien tot het dadelijk wijzen van een tussenvonnis, inhoudende dat - op grond van het hiervoor onder 4 overwogene - BPIJ voorlopig, te weten tot een nadere uitspraak, zal worden verboden om de werkzaamheden op het Centraal Emplacement Noord te hervatten.
7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de behandeling van dit kort geding PRO FORMA aangehouden tot 24 september 2004. Indien de voorzieningenrechter niet uiterlijk genoemde dag bericht van partijen heeft ontvangen, zal het geding ambtshalve worden doorgehaald. Elk van partijen kan uiterlijk genoemde dag - onder opgave van verhinderdata van alle betrokkenen - om voortzetting van de behandeling van het kort geding vragen. Als het kort geding moet worden voortgezet, zal de voorzieningenrechter een op zo kort mogelijke termijn gelegen dag en uur bepalen.
Overigens heeft de voorzieningenrechter inmiddels ambtshalve kennis heeft genomen van de door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op haar website onder www.minlnv.nl/thema/groen/ffwet/inftgf03.pdf gepubliceerde informatie.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
? Gebiedt BPIJ om, zolang de voorzieningenrechter niet anders heeft beslist, de ontginningswerkzaamheden op het Centraal Emplacement Noord te staken.
? Verklaart dit gebod uitvoerbaar bij voorraad.
? Houdt iedere verdere beslissing aan.
Waarvan proces-verbaal,