5. De gronden van de beslissing
Dit geding spitst zich toe op de vraag of de situatie bedoeld in artikel 429sexies Sr. zich hier voordoet, derhalve de vraag of het gebruik van de Jacobskerk door de rechthebbende niet meer dan twaalf maanden voor de ingebruikname door [eiseres] cs. is beëindigd.
De Staat stelt zich op het standpunt dat de Jacobskerk in het jaar voor de kraakactie bij Cobraspen B.V. in gebruik is geweest als opslagruimte. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de Staat een aantal verklaringen overgelegd van personen die omstreeks 30 juli 2004 hebben geconstateerd dat er in de Jacobskerk diverse goederen stonden. Zij maken melding van dozen, matrassen, fietsen ([S]), bankstellen en wat huisraad ([Z]).
[D] die tot 30 juli 2004 als anti-kraakwacht in de pastorie heeft gewoond heeft tegenover de politie Kennemerland op 18 augustus 2004 verklaard: “(…) In de kerk waren de volgende goederen van Cobraspen B.V. aanwezig: een televisie, twee tafels, zes stoelen, een bed, een bank en een kast. Dit laatste weet ik niet helemaal meer zeker. Zelf had ik in de kerk twee fietsen en een stuk of zes dozen met oud speelgoed staan. (…)”
Tegenover de hiervoor bedoelde verklaringen staat een aantal door [eiseres] in het geding gebrachte verklaringen, die alle inhouden dat de kerk begin augustus 2004 leeg stond en dat het gehele vloeroppervlak bedekt was met een dikke laag duivenuitwerpselen, hetgeen erop wijst dat de kerk langdurig niet is gebruikt. Ook lagen er diverse dode duiven in vergaande staat van ontbinding.
De Vereniging Heemschut Bescherming Cultuurmonumenten meldt in een brief d.d. 29 augustus 2004 dat tijdens een bezoek aan het Raakscomplex in juni 2004 “geen van de gebouwen voor welk doel dan ook in gebruik was”. [V] van de stichting LAS die op 18 maart 2004 de Jacobskerk heeft bezocht verklaart dat “de kerk een lege hal was die er gelet op stof en spinrag al lang verlaten uitzag”.
Voorts heeft [eiseres] een groot aantal verklaringen overgelegd van omwonenden en anderszins betrokkenen, die stellen “op de hoogte te zijn van de langdurige leegstand, d.w.z. gedurende tenminste het afgelopen jaar, van de Jacobskerk”.
Op grond van de over en weer in het geding gebracht verklaringen is vooralsnog voldoende aannemelijk geworden dat de Jacobskerk voor de ingebruikname door [eiseres] c.s. langdurig niet daadwerkelijk in gebruik is geweest. Het moge zo zijn dat er enige goederen aanwezig zijn geweest. Dat betekent echter niet zonder meer dat daarmee sprake was van substantiële en relevante opslag van bruikbare materialen. Gelet op de - door de Staat niet weersproken - mate van vervuiling van de kerk met duivenuitwerpselen en duivenkarkassen is voldoende aannemelijk dat het gebruik door de rechthebbende meer dan twaalf maanden voor 5 augustus 2004 is beëindigd.
De Staat heeft voorts aangevoerd dat het gebruik van de kerk in de betreffende periode reeds moet worden aangenomen op grond van de omstandigheid dat [D] voornoemd van 8 juli 2002 tot 30 juli 2004 in de pastorie heeft gewoond en de pastorie en de kerk als één geheel moeten worden beschouwd. In dit betoog kan de Staat niet worden gevolgd. De eenheid tussen de kerk en de pastorie was immers al in 1995 verbroken toen de kerk afzonderlijk werd verhuurd aan Ahold, respectievelijk Gall&Gall. De omstandigheid dat kerk en pastorie samen één kadastraal perceel vormen maakt het voorgaande niet anders.
Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat sprake is van gebruik in de zin van artikel 429sexies Sr. zodat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor toepassing van dat artikel geen plaats is. De vordering zal daarom als volgt worden toegewezen.
De Staat zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.