ECLI:NL:RBHAA:2004:AR3649

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/920009-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Toeter
  • J. van Zutphen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in strafzaak met betrekking tot MDMA en MDEA

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 september 2004 uitspraak gedaan over de bevoegdheid tot kennisneming van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking heeft op feiten die zich hebben voorgedaan in het arrondissement Amsterdam. De verdachte, die geen GBA-adres in Nederland heeft, verblijft in Amsterdam. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor haar bevoegdheid, aangezien de verdachte niet in Haarlem verbleef ten tijde van de aanvang van de vervolging en er geen andere vervolging in Haarlem tegen de verdachte aanhangig was. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig bevonden, maar heeft zich onbevoegd verklaard om de zaak te behandelen. De beslissing is genomen in het kader van de voorlopige hechtenis, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat deze nog zes dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis van kracht blijft. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/920009-04
Uitspraakdatum: 27 september 2004
Tegenspraak
STRAFVONNIS
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
opgevende als feitelijk wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB de Geniepoort, te Alphen aan de Rijn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 17 juni 2004 tot en met 24
juni 2004 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 4,01 kilogram MDMA poeder, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, vermeld op voornoemde lijst I van de Opiumwet, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2004 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 4024 MDMA en/of MDEA tabletten
en/of
opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 4848 MDMA en/of MDEA tabletten
en/of (ongeveer) 2039 gram MDMA poeder, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDEA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is van oordeel dat zij niet bevoegd is tot kennisneming van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Zij heeft daartoe overwogen dat:
- de in de tenlastelegging opgenomen pleegplaatsen gelegen zijn in het arrondissement Amsterdam;
- verdachte die niet beschikt over een GBA-adres hier te lande, in Amsterdam zijn verblijfplaats heeft;
- niet is gebleken dat verdachte zich ten tijde van de aanvang van de vervolging in het arrondissement Haarlem bevond;
- er geen vervolging ter zake van een andere zaak in Haarlem is aangevangen tegen verdachte,
zodat het wetboek van strafvordering geen aanknopingspunten biedt voor haar bevoegdheid tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
Gelet op verdachte’s verblijfplaats ten tijde van de aanvang van de vervolging en gelet op het gegeven dat de officier van justitie bij het landelijk parket met de vervolging van de aan verdachte ten laste gelegde feiten is belast, zijn in elk geval de rechtbanken te Amsterdam en te Rotterdam bevoegd tot kennisneming van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Nu de aard en de ernst van de feiten, waarvan verdenking bestaat, de voortduring van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen en de gronden voor toepassing van voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn, zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis voor na te noemen periode zal voortduren.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van de aan verdachte ten laste gelegde feiten;
Bepaalt dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog zes dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis van kracht blijft.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Goossens, voorzitter,
mrs. Toeter en Van Zutphen , rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Weelden,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2004.