ECLI:NL:RBHAA:2004:AR3956

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-523 WW
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.F.W. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor kozijnenvernieuwing in appartementencomplex

In deze zaak hebben eisers, bewoners van een appartementencomplex, beroep ingesteld tegen de bouwvergunning die is verleend aan de Vereniging van eigenaren Delfthof voor het vernieuwen van de kozijnen van de woningen aan de P.C. Boutensstraat in Haarlem. De rechtbank heeft op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan in deze zaak. De eisers betoogden dat de bouwvergunning ten onrechte was verleend, omdat volgens hen de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit niet van toepassing zouden zijn op de renovatie van bestaande bouw. Zij stelden dat de vereiste borstweringhoogte van 0,60 meter volstaan had kunnen worden en dat de vergunning onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder niet inging op hun standpunt over de toepassing van artikel 2.21 van het Bouwbesluit.

De rechtbank heeft overwogen dat de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit ook van toepassing zijn op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van een bouwwerk, maar dat deze eisen alleen gelden voor het gedeelte dat wordt vernieuwd. De rechtbank oordeelde dat de bouwvergunning was verleend op basis van een bouwplan dat voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit, met een doorvalbeveiliging van 0,85 meter, en dat er geen grond was om de vergunning te weigeren op basis van de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en oordeelde dat de vergunning terecht was verleend.

De uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van de nieuwbouweisen bij renovaties en bevestigt dat de vergunningverlening in overeenstemming was met de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak afgesloten met de verklaring dat het beroep ongegrond is.

Uitspraak

reg. nr: Awb 04 - 523 WW
uitspraakdatum: 12 oktober 2004
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
[eiser], en
[eiser],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
-- tegen --
het College van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 26 augustus 2003 heeft verweerder vergunning verleend aan de Vereniging van eigenaren Delfthof voor het vernieuwen van kozijnen van de woningen P.C. Boutensstraat 127 tot en met 221 te Haarlem.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 22 september 2003 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 maart 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 28 maart 2004 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 september 2004, alwaar eisers in persoon zijn verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. S. Jurada, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van verweerder.
2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, Woningwet mag slechts en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien:
a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120;
b. het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening, of zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120;
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of
e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend.
2.3. Ingevolge artikel 44, derde lid, Woningwet is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de lichte bouwvergunning, met dien verstande dat onderdeel a van dat lid slechts van toepassing is voor zover de voorschriften die in dat onderdeel zijn bedoeld, betrekking hebben op constructieve veiligheid en onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de voorschriften die in dat lid zijn bedoeld, van stedenbouwkundige aard zijn.
2.4. De in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, bedoelde algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 Woningwet is het Bouwbesluit 2003 (hierna: Bouwbesluit).
2.5. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het onderhavige bouwplan een lichte bouwvergunning ex artikel 44, tweede lid, Woningwet is vereist. Evenmin is in geschil dat de aanvrager een bouwvergunning heeft aangevraagd voor een bouwplan waarin is voorzien in een doorvalbeveiliging met een hoogte van 0,85 m.
2.6. Eisers voeren aan dat de bouwvergunning ten onrechte is verleend, aangezien voor bestaande bouw, op grond van artikel 2.21 Bouwbesluit met een minimale borstweringhoogte van 0,60 m had kunnen worden volstaan. Nu de borstwering na plaatsing van de nieuwe kozijnen 0,75 m zou bedragen zou ruimschoots zijn voldaan aan de eisen in het Bouwbesluit. Op grond van artikel 2.16 Bouwbesluit zou bij een borstwering van 0,75 m weliswaar een doorvalbeveiliging vereist zijn, maar dit artikel geldt voor nieuwbouwwoningen en is, naar het oordeel van eisers, op de onderhavige bouwaanvraag niet van toepassing. Voorts is het bestreden besluit volgens eisers onvoldoende gemotiveerd nu verweerder niet is ingegaan op het standpunt van eisers dat artikel 2.21 Bouwbesluit van toepassing is.
2.7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan, waarin door middel van een doorvalbeveiliging is voorzien in een borstweringhoogte van 0,85 m, voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en derhalve niet kan worden geweigerd wegens strijd met het Bouwbesluit. Nu verweerder de bouwaanvraag blijkens het bestreden besluit heeft getoetst aan de weigeringsgronden van artikel 44 Woningwet, is dit besluit, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende deugdelijk gemotiveerd.
2.8. Nu gesteld noch gebleken is dat een of meer van de overige weigeringsgronden van artikel 44 Woningwet zich voordoen, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder, gelet op het dwingende karakter van artikel 44 Woningwet, de gevraagde vergunning had moeten weigeren.
2.9. Op grond van het vorenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.10. Ten overvloede overweegt de rechtbank, naar aanleiding van een daartoe door eisers ter zitting gedaan verzoek, dat uit artikel 4 Woningwet, in samenhang gelezen met artikel 1 Woningwet, naar haar oordeel volgt dat de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit ook van toepassing zijn op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, met dien verstande dat deze eisen in dat geval alleen gelden voor dat deel van het bouwwerk dat wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. In geval van verbouw kan verweerder ontheffing verlenen van deze nieuwbouweisen. Het standpunt van eisers dat artikel 2.21 Bouwbesluit van toepassing is, vindt derhalve geen steun in de wet.
3. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S.J. Thijs, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.