2. De vaststaande feiten
In de hoofdzaak en in het incident:
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. Aan de Gemeente is op 3 september 2004 door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ontheffing (verder te noemen: de Ontheffing) verleend van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 10, 11 en 13 van de Flora- en faunawet voor zover het (onder meer) betreft de egel (Erinaceus eurpoeus), de bruine kikker (Rana temporaria) en de gewone pad (Bufo bufo).
b. In de Ontheffing komt voor zover thans van belang het volgende voor:
Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft de deelgebieden Willem Bakkerweg en het Centraal Emplacement Noord van het Business Park IJmond in Beverwijk, overeenkomstig het bestemmingsplan ‘Scan natuur- en soortenbeleid Business Park IJmond, deelgebieden Willem Bakkerweg en Centraal Emplacement Noord’ van Grontmij Advies & Techniek B.V. d.d. 24 oktober 2002 en de bij de aanvraag bijgesloten bijlagen.
Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden:
Algemene voorwaarden
(…)
3. Indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen noodzakelijk zijn, dient het werk gestaakt te worden en dient de ontheffinghouder onverwijld contact op te nemen met LASER vestiging Dordrecht om te bepalen of aanvullende ontheffing nodig is. (…)
4. (…)
Specifieke voorwaarden
7. Direct voorafgaand aan de verschillende deelwerkzaamheden dient het betreffende deelgebied onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebied van zoogdieren en amfibieën te worden onderzocht.
8. De in het deelgebied aanwezige diersoorten van de bosspitsmuis, haas, huisspitssmuis, konijn, mol en woelrat dienen te worden verjaagd.
9. De egel, bruine kikker en de gewone pad dienen te worden overgezet naar een geschikte biotoop in de nabij omgeving.
10. Na verjaging en/of translocatie dient het gebied ongeschikt te worden gemaakt voor de terugkeer van de verjaagde en verplaatste diersoorten.
11. De ontheffinghouder dient bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met de biologische ritmen en seizoensactiviteiten van de aanwezige inheems beschermde diersoorten, om verstoring van de meest kwetsbare perioden (voortplanting, winterrust) zoveel mogelijk te voorkomen.
12. Indien de werkzaamheden in een deelgebied in het winterseizoen plaats vinden, dan dient de translocatie van de egels voor half oktober plaats te vinden. (Dit in verband met de winterslaap).
(…)
c. Op 10 september 2004 heeft er een terreinschouw plaatsgevonden. Ter zake is door de Grontmij de navolgende notitie opgesteld:
In 2002 is door Grontmij een Scan natuur- en soortenbeleid opgesteld voor twee deelgebieden van het toekomstige Business Park Ymond. Het betreft de deelgebieden Centraal Emplacement Noord en Willem Bakkerweg. Aan de hand van bestaande informatie en uitgebreid veldonderzoek is destijds de natuurwaarde van de twee deelgebieden in beeld gebracht. Als aanvulling op deze Scan heeft op 25 augustus 2004 een terreinschouw plaatsgevonden.
Op 10 september 2004 heeft wederom een terreinschouw plaatsgevonden. Bij deze terreinschouw waren aanwezig: [PK], adviseur ecologie van Grontmij, [WB] namens Business Park Ymond, [JM] van de Vereniging Westerhout Blijft en [EK] van bureau Carex. De laatste persoon heeft slechts een deel van de terreinschouw bijgewoond.
Tijdens de terreinschouw is het deelgebied Centraal Emplacement Noord doorkruist. Hierbij is gekeken naar wijzigingen in de terreingesteldheid. Tevens is gelet op de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten, waaronder de Bosuil.
Terreingesteldheid
De terreingesteldheid is ten opzichte van de situatie in 2002 onveranderd gebleven, met uitzondering van enkele delen bos, welke gekapt zijn. Op een deel van de kapvlakte zijn tevens de boomstobben verwijderd. Ten opzichte van de situatie tijdens de terreinschouw op 25 augustus 2004 zijn er geen veranderingen.
Beschermde soorten
Tijdens de terreinschouw zijn de volgende waarnemingen gedaan:
Bruine kikker – Rana temporaria: één exemplaar. Een mogelijk tweede exemplaar liet zich niet goed bekijken;
Gewone pad – Bufo bufo: acht exemplaren;
Enkele wegschietende muizen, soort onbekend;
Verder waren er in het deelgebied locaties met konijnenkeutels te vinden, evenals konijnenholen en enkele molshopen.
In de bosgedeelten werden foeragerende vogels waargenomen, waaronder de Koolmees en de Gaai. Aan de zuidoostzijde stegen twee Buizerds op uit de beplanting.
Er is geen Boshuil, of verblijfplaats van een bosuil aangetroffen.
De bodem die reeds waren omgezaagd zijn, voor zover dit mogelijk was, bekeken op de aanwezigheid van holtes welke door vleermuizen in gebruik waren. Deze holtes zijn niet aangetroffen. Ook het overige boombestand is beschouwd op de aanwezigheid van holtes welke door vleermuizen worden bewoond. Voor zover dit vanaf de grond was waar te nemen zijn er geen bewoonde holtes aangetroffen. Overigens is de overgrote meerderheid van de bomen vanwege de geringe stamdiameter bij voorbaat niet geschikt voor de aanwezigheid van dergelijke holtes.
Eindconclusie
Tijdens de terreinschouw op 10 september 2004 is wederom de aanwezigheid van exemplaren van Bruine kikker en Gewone pad vastgesteld.
Voor het overige zijn er geen aanwijzingen voor wijziging van de conclusie uit de in 2002 uitgevoerde Scan natuur- en soortenbeleid, of uit de conclusies van de rapportage betreffende de terreinschouw die op 25 augustus 2004 is uitgevoerd.
d. [EK] van Carex Ecologisch Beheer V.O.F. heeft aan de raadsman van Westerhout Blijft een verslag doen toekomen van enkele vleermuiswaarnemingen in de avond van 10 september 2004 langs de rand van het onderhavige terrein. In dit verslag staat onder meer het volgende vermeld:
(…) Eerder deze dag was ik als waarnemer voor de vereniging Westerhout Blijft! aanwezig bij de schouw van het bovengenoemde terrein op de aanwezigheid van soorten waar door LASER ontheffing is verleend en de eventuele aanwezigheid van andere soorten.
Tijdens deze schouw heb ik een tiental bomen gezien die in zo’n staat waren dat zij vleermuiskolonies zouden kunnen bevatten. Het was op het tijdstip van de schouw, om 9.30 ’s morgens, voor mij niet mogelijk om aan te tonen dat deze bomen daadwerkelijk door vleermuizen bewoond zouden zijn. Ik heb hiervan ook melding gemaakt bij de overige aanwezigen van de schouw ([PK], [JM] en [WB]) en ze tevens gemeld dat ik ‘s avonds terug zou komen om vanaf de publiektoegankelijke kant van het hek.
Ik ben ’s avonds om 20.30 naar het “Dierenpension Westerhout” gegaan waar ik de heren [J] en [JM] en u aantrof. Met z’n vieren zijn wij naar het hondentrainingsterrein gelopen om vanaf dat punt langs hek van het Corus-terrein weer richting dierenpension te lopen. Voor dat wij vertrokken heb ik, zoals afgesproken, ons telefonisch gemeld bij de bewaking van Corus.
Om ongeveer 20.50 (± een half uur na zonsondergang) nam ik de eerste vleermuis waar. Wij bevonden ons toen aan de zuidwestkant van het busstation, op een plaats waar het hek stuk was. Vanaf dit punt had ik een goed overzicht over het busstation en de daarachter gelegen bospartij. Vanuit het punt waar langs de bosrand twee abelen staan zag ik, in het licht van mijn schijnwerper, iets op ons toevliegen. Bijna gelijktijdig hoorde ik op mijn batdetector het geluid van een ruige dwergvleermuis. Na deze waarneming heb ik nog 1 zichtwaarneming gedaan van een vleermuis die uit de richting van het bos op het BPIJ-terrein kwam vliegen. In totaal heb ik 2 zichtwaarnemingen gedaan en 5 geluidswaarnemingen. Het betroffen hier 3 ruige dwergvleermuizen en 2 rosse vleermuizen.
Aangezien de waarneming kort na zonsondergang gedaan zijn en dit de eerste waarnemingen van de avond waren, is het zeer waarschijnlijk dat de individuen niet alleen op het BPIJterrein fourageren maar daar ook daadwerkelijk verblijven. (…).