reg. nr: Awb 04 - 1711
Uitspraakdatum: 4 november 2004
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
(artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht)
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
het College van Burgemeester en Wethouders van Waterland,
verweerder.
Bij besluit van 18 december 2003, kenmerk U03.01626, heeft verweerder aan eiseres drie bouwvergunningen geweigerd voor de bouw van drie afzonderlijke woningen.
Bij brief van 22 januari 2004 heeft eiseres hiertegen een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Bij beroepschrift van 1 oktober 2004 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op het door eiseres ingediende bezwaarschrift.
Verzocht wordt verweerder een (korte) termijn op te leggen waarbinnen een beslissing op het bezwaarschrift moet worden genomen.
Ingevolge artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Na kennisname van de zich in het dossier bevindende stukken, acht de rechtbank in het onderhavige geval termen aanwezig van bovengenoemde bevoegdheid gebruik te maken.
Daartoe is het volgende redengevend.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 6:2, Awb wordt - voor zover hier van belang - voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
Het bezwaarschrift van eiseres dateert van 22 januari 2004. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het indienen van het beroepschrift ruim 36 weken waren verstreken waarin geen beslissing op bezwaar was genomen. Evenmin is door verweerder gereageerd op de brief van de griffier van de rechtbank van 12 oktober 2004, waarbij is verzocht inlichtingen te verstrekken op grond van artikel 8:28, juncto artikel 8:31 Awb.
Vast staat dat verweerder hoe dan ook niet binnen de in artikel 7:10, eerste lid, Awb gestelde termijn heeft beslist op het door eiseres ingediende bezwaarschrift.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in strijd met dit artikel heeft gehandeld.
Het beroep kan en zal dan ook met toepassing van het bepaalde in artikel 8:54 Awb zonder nader onderzoek gegrond worden verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal worden vernietigd en verweerder zal worden opgedragen om binnen een nader te bepalen termijn, zoals verwoord in onderdeel 2.3 van het dictum, een beslissing op het bezwaarschrift te nemen en bekend te maken.
De rechtbank heeft voorts, gelet op de talmende houding van verweerder ten opzichte van zowel eiseres als de rechtbank, aanleiding gevonden om ingevolge artikel 8:72, zevende lid, Awb aan de nakoming van hetgeen de rechtbank heeft bepaald in onderdeel 2.3 van het dictum, een dwangsom te verbinden, zoals verwoord in onderdeel 2.4 van het dictum van deze uitspraak.
Tevens zal worden bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
2.1. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar gegrond;
2.2. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 18 december 2003, kenmerk U03.01626, inzake de weigering bouwvergunning te verlenen voor de bouw van drie afzonderlijke woningen;
2.3. bepaalt dat verweerder binnen drie weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op het bezwaar van eiseres tegen het onder 2.2 genoemde besluit neemt en bekendmaakt;
2.4. bepaalt dat indien verweerder niet of niet volledig voldoet aan het bepaalde onder 2.3, de gemeente Waterland aan eiseres een dwangsom verbeurt van ? 20,-- per dag tot een maximum van ? 1.000,--.
2.5. gelast de gemeente Waterland aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad ? 136,00 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van A.W. Siemons-Emmelkamp, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.