ECLI:NL:RBHAA:2004:AR6594

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-930
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Groverman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een ontslagaanvraag in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 10 november 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, leden van de fractie van Stadspartij Leefbaar Haarlem, en de burgemeester van de gemeente Haarlem. De eisers hadden verzocht om een beslissing te nemen over het ontslag van een fractielid, [naam persoon], zoals vermeld in een persbericht van 13 november 2002. De burgemeester heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een schriftelijk ontslagbericht van [naam persoon] conform de Kieswet, waardoor er geen aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk was, aangezien zij niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt.

De rechtbank overwoog dat de stukken, waaronder het persbericht en de begeleidende brief, niet konden worden beschouwd als een schriftelijk ontslagbericht van [naam persoon] aan de voorzitter van de gemeenteraad. Hierdoor was er geen sprake van een tijdig genomen besluit of een weigering om een besluit te nemen, waartegen bezwaar en beroep openstonden. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep ongegrond was.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak van een schriftelijke mededeling voor ontslag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

reg. nr: Awb 04 - 930
uitspraakdatum: 10 november 2004
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3] en
[eiser 4],
allen behorende tot de fractie van Stadspartij Leefbaar Haarlem,
gevestigd te Haarlem
eisers,
gemachtigde: mr. J.P. van Vulpen, advocaat te Haarlem,
-- tegen --
de burgemeester van de gemeente Haarlem,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 14 augustus 2003 hebben eisers verweerder verzocht een beslissing te nemen met betrekking tot het verzoek om ontslag van [naam persoon], zoals dat volgens hen is neergelegd in het persbericht van de Stadspartij Leefbaar Haarlem (SLH) van 13 november 2002 en de daarbij behorende brief.
Bij brief van 27 augustus 2003 heeft verweerder medegedeeld dat er geen reden is om op het persbericht te reageren.
Bij brief van 8 september 2003 hebben eisers daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 april 2004 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar van het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften van 19 maart 2004.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 17 mei 2004 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 november 2004, alwaar eisers zich hebben laten vertegenwoordigen door mr. J.P. van Vulpen, [eiser 2] en [eiser 3]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Schade, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1. De SLH heeft bij brief van 13 november 2002 aan verweerder onder meer de volgende mededeling gedaan:
"Bijgevoegd de persverklaring, welke na goed en uitvoering overleg is opgesteld en welke inhoud door [naam persoon] is ondertekend en mij namens de fractie".
De brief is ondertekend met "[eiser 1], fractievoorzitter".
Bij de brief was een bijlage gevoegd met als opschrift "Persbericht Stadspartij Leefbaar Haarlem". Dit persbericht had de volgende inhoud:
"De fractie van de Stadspartij Leefbaar Haarlem deelt hierbij mede dat, mede namens haar fractielid [naam persoon], unaniem, in goed en uitvoerig overleg, besloten is dat het belang van het functioneren van de gemeenteraad medebrengt, gezien de feiten en de ontstane publiciteit, [naam persoon] zijn zetel opgeeft. De fractie betreurt deze gang van zaken en hoopt op een verdere samenwerking binnen de Stadspartij Leefbaar Haarlem met [naam persoon]."
Dit persbericht is ondertekend door [eiser 1] en [naam persoon].
2.2. Eisers hebben betoogd dat verweerder het persbericht van 13 november 2002 gelezen in samenhang met de begeleidende brief had moeten aanmerken als een schriftelijke mededeling van [naam persoon] dat hij ontslag neemt als lid van de gemeenteraad als bedoeld in artikel X 2, tweede lid, van de Kieswet, zodat verweerder daarop een beslissing behoorde te nemen.
2.3. Artikel X 2 van de Kieswet bepaalt, voor zover hier van belang:
1. Een lid van een vertegenwoordigend orgaan, tot wiens toelating onherroepelijk is besloten, kan te allen tijde zijn ontslag nemen. (...)
2. Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
3. Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen.
2.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een schriftelijk bericht van ontslag overeenkomstig het daaromtrent in artikel X 2, tweede lid, juncto, eerste lid, van de Kieswet bepaalde.
Gezien de inhoud en de ondertekening van de brief van 13 november 2002 en het persbericht kunnen deze stukken, ook al heeft [naam persoon] het persbericht mede-ondertekend, niet worden beschouwd als een schriftelijk bericht van [naam persoon] zelf aan de voorzitter van de gemeenteraad dat hij ontslag neemt.
Reeds hieruit volgt dat er geen sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, zodat er ook geen sprake kan zijn van een niet tijdig genomen besluit of een weigeren om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 6:2 van de Awb waartegen bezwaar en beroep openstaat.
2.5. Bovendien zijn eisers niet aan te merken als degenen wier belang rechtstreeks bij een besluit omtrent een ontslagaanvraag van [naam persoon] - als die er wèl zou zijn - is betrokken.
Immers niet valt in te zien in welk persoonlijk, objectief bepaalbaar, actueel rechtstreeks belang eisers daardoor worden getroffen. De enkele omstandigheid dat, indien [naam persoon] zijn raadszetel niet opgeeft, de fractie van de SLH, waarvan eisers deel uitmaken, met één lid wordt verkleind, is niet als zodanig belang aan te merken.
Ook het door eisers ter zitting gestelde belang dat de door [naam persoon] de gedane toezegging om als gemeenteraadslid ontslag te nemen wordt nakomen, maakt eisers niet tot belanghebbenden, nog daargelaten dat de onderhavige procedure er niet toe kan leiden dat [naam persoon] de beweerdelijke toezegging nakomt.
2.6. Daarenboven is ook een reactie van een bestuursorgaan op een verzoek van een niet-belanghebbende om een beslissing te nemen op een verzoek van een ander om een beslissing te nemen - ook als dat verzoek van die ander moet worden aangemerkt als een aanvraag in de betekenis van artikel 1:3, derde, lid, van de Awb - geen besluit, zodat ook, aldus beschouwd het bezwaar van eisers tegen de brief van verweerder van 27 augustus niet-ontvankelijk is.
2.7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Keizer, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.