ECLI:NL:RBHAA:2004:AR6982

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
101717/2004
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap in het kader van een rechtsgeldig huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 november 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige [naam minderjarige]. De vrouw, de verzoekster, heeft het verzoek ingediend met de stelling dat het in het belang van de minderjarige is dat het vaderschap wordt vastgesteld, zodat de minderjarige de Nederlandse nationaliteit kan verkrijgen en beide ouders gezag over haar hebben. De man heeft de geboorte van de minderjarige aangegeven, maar is niet als vader vermeld in de geboorteakte, wat aanleiding geeft tot het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw rechtsgeldig met elkaar zijn gehuwd en dat de minderjarige is geboren uit dit huwelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet kan worden toegewezen, omdat dit zou leiden tot het bevestigen van een reeds bestaande rechtssituatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het vaststellen van het vaderschap niet automatisch leidt tot gezamenlijk gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen, met de overweging dat er geen rechtens relevante grond is voor de toewijzing van het verzoek. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechter.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
A
Zaaknummer : [naam]
Datum beschikking: [datum]
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
BESCHIKKING ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de vrouw,
procureur: mr. P.G. Muller,
--tegen--
[verweerder],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de man.
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op [datum] ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- de beschikking van deze rechtbank d.d. [datum] tot benoeming van de bijzonder curator;
- de op [datum] ontvangen brief van de bijzonder curator van [datum],
mr. R.A. van Wijk;
- de op [datum] ontvangen conclusie van de Officier van Justitie van [datum];
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op [datum];
- het op [datum] overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA).
2 De vaststaande feiten.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
2.1 Op [datum] is te Amsterdam het minderjarige kind van de vrouw, [naam], geboren. De man heeft de geboorte aangegeven.
2.2 Op [datum] heeft de man een verklaring onder ede afgelegd bij de ambtenaar van de gemeente met betrekking tot zijn huwelijk met de vrouw, gesloten op [datum te plaats]
2.3 Bij Koninklijk Besluit van [datum] is aan de man het Nederlanderschap verleend.
2.4 Op [datum] is te [plaats] uit de vrouw de minderjarige [naam minderjarige] geboren. Zij draagt de geslachtsnaam van de man en heeft, evenals thans de man, de Nederlandse nationaliteit.
Zaaknummer: 101717/2004 -2-
2.5 Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] is mr. R.A. van Wijk, advocaat te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tot bijzonder curator over de minderjarige [naam minderjarige] benoemd.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Het verzoek van de vrouw strekt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige [naam minderjarige].
3.2 De vrouw heeft haar verzoek gebaseerd op de stelling dat het in het belang van de minderjarige is dat het vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld. Niet alleen is het van belang dat dan komt vast te staan dat de man de vader van de minderjarige is, maar ook dat de minderjarige dan de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Tenslotte komt dan vast te staan dat beide ouders het gezag hebben over [naam minderjarige]. Partijen zijn met elkaar gehuwd in [plaats]. De man heeft de geboorte van [naam minderjarige] aangegeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. [naam minderjarige] draagt de achternaam van de man voordat de man werd genaturaliseerd. De akte van geboorte van [naam minderjarige] maakt echter geen melding van de man als vader van [naam minderjarige]. De man heeft destijds gepoogd de ambtenaar te bewegen hem wel als vader te vermelden. Dit is echter door de ambtenaar geweigerd omdat er destijds onduidelijkheid bestond over de verblijfstatus van de man, alsmede omtrent de huwelijkse status van partijen. Voorts heeft de vrouw aangevoerd dat wel vaststaat dat de man de vader van het zusje van [naam minderjarige], is. Zij draagt zijn achternaam en bezit de Nederlandse nationaliteit.
4 Het verweer
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij achter het verzoek van de vrouw staat.
De bijzonder curator stemt in met inwilliging van het verzoek.
De Officier van Justitie geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
5 Beoordeling van het verzoek.
5.1 Door de omstandigheid dat, hoewel de vrouw een onbekende nationaliteit heeft, de vrouw [plaats] is geboren, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Deze vraag wordt op grond van artikel 3 Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in bevestigende zin beantwoord, nu uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht voldoende aannemelijk is geworden dat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
5.2 Vervolgens komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek.
Op grond van artikel 6 lid 1 Wet Conflictenrecht Afstamming, in werking getreden op
1 mei 2003 en van toepassing op rechtsbetrekkingen die na haar inwerkingtreding worden vastgesteld of gewijzigd, is, bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder van het kind, Nederlands recht van toepassing als het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats.
5.3 De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is volgens de Memorie van toelichting (TK 1995-1996, 24649, nr. 3) geïntroduceerd omdat deze ‘gezien moet worden als een laatste mogelijkheid om tussen ouder en kind een afstammingsband te doen ontstaan’.
Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Uit het op [datum] overgelegde uittreksel uit Gemeentelijke Basisadministratie blijkt dat de man op [datum] een verklaring onder ede, zoals bedoeld in artikel 36 lid 2 sub e Wet Gemeentelijke Basisadministratie
Zaaknummer: 101717/2004 -3-
Persoonsgegevens, heeft afgelegd bij de ambtenaar van de gemeente met betrekking tot zijn huwelijk met de vrouw op datum. Blijkens overgelegde uittreksels uit de GBA staan de man en de vrouw thans als zijnde met elkander gehuwd geregistreerd.
Derhalve kan worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van het huwelijk tussen partijen.
Dit blijkt ook uit het feit dat het tweede kind van partijen [naam] wel de achternaam van de man na naturalisatie draagt.
Nu de Nederlandse autoriteiten, blijkens de registratie van de burgerlijke staat van partijen en blijkens het feit dat het nadien geboren kind wel als zijnde geboren uit het huwelijk staat geregistreerd, dit op [datum] tussen partijen gesloten huwelijk als rechtsgeldig erkennen, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank tevens komen vast te staan, dat ook [naam minderjarige] is geboren uit het huwelijk van partijen.
Daar de man evenwel (nog) niet als zijnde de vader van [naam minderjarige] in de geboorteakte is vermeld, kunnen partijen de te dien aanzien bevoegde Rechtbank Amsterdam verzoeken, ingevolge het bepaalde in artikel 1: 24 Burgerlijk Wetboek, de geboorteakte van [naam minderjarige] te verbeteren.
Het gerechtelijk vaststellen van het vaderschap is naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk, omdat toewijzing van dit verzoek zou leiden tot het bevestigen van een reeds bestaande rechtssituatie. Daarvoor is geen rechtens relevante grond.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een vaststellen van het gerechtelijk vaderschap niet leidt tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag.
De verwijzing door de raadsvrouw naar een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van [datum], LJN: AR3303, snijdt naar het oordeel van de rechtbank geen hout, nu in dat geval sprake was van een niet in Nederland erkend huwelijk, terwijl in het onderhavige geval partijen (thans) wel als gehuwd geregistreerd staan.
De rechtbank zal derhalve het verzoek van de vrouw afwijzen.
6 Beslissing:
De rechtbank:
6.1 Wijst af het verzoek van de vrouw tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Mink en in het openbaar uit-gesproken ter terechtzitting van [datum], in tegenwoor-digheid van de griffier.