ECLI:NL:RBHAA:2004:AR6988
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap in internationaal kader
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een man over een minderjarige. De vrouw, die de verzoekster is, heeft het verzoek ingediend met de stelling dat de man, haar levensgezel, heeft ingestemd met de verwekking van het kind. De man heeft het kind erkend, maar de vrouw stelt dat het van belang is dat het vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld, zodat het kind de Nederlandse nationaliteit en de geslachtsnaam van de man kan verkrijgen. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de vrouw de Marokkaanse nationaliteit bezit en de man de Nederlandse nationaliteit. Dit heeft geleid tot de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, wat bevestigend is beantwoord op basis van de verblijfplaats van de vrouw in Nederland.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in overweging genomen, waaronder de benoeming van een bijzonder curator voor de minderjarige. De bijzonder curator heeft verklaard dat de vaststelling van het vaderschap in het belang van de minderjarige moet worden geacht. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 1:207 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek, gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet mogelijk is indien het kind al twee ouders heeft. Aangezien de man het kind heeft erkend, is deze situatie van toepassing en kan het vaderschap niet gerechtelijk worden vastgesteld.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt de juridische complicaties die voortkomen uit de combinatie van verschillende nationaliteiten en de gevolgen van erkenning in het kader van het familierecht.