ECLI:NL:RBHAA:2004:AR7012
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Betekening en Kennisgeving in het kader van de Betekeningsverordening in een echtscheidingsprocedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2004, betreft het een echtscheidingsprocedure waarin de vrouw de Nederlandse taal niet begrijpt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betekening van stukken aan de vrouw niet correct is uitgevoerd, omdat deze in het Nederlands waren opgesteld, terwijl de vrouw de taal niet begrijpt. Dit is in strijd met artikel 8 lid 1 van de EG-verordening nummer 1348/2000, de Betekeningsverordening, die vereist dat de betekening in de officiële taal van de aangezochte lidstaat moet plaatsvinden indien de ontvanger de taal niet begrijpt. De rechtbank heeft de man de gelegenheid gegeven om binnen veertien dagen na de beschikking de stukken opnieuw te betekenen, ditmaal in de Duitse taal, met inachtneming van de voorschriften van de Betekeningsverordening.
De rechtbank heeft de man ook de mogelijkheid geboden om de vrouw te informeren over de termijn waarbinnen zij een verweerschrift kan indienen, namelijk drie maanden na de betekening. De rechtbank heeft benadrukt dat het exploot van betekening binnen vier weken na de dagtekening van de beschikking ter griffie moet worden ingediend, en dat het certificaat van betekening onmiddellijk na ontvangst door de verzendende instantie moet worden ingediend. De rechtbank heeft verder iedere andere beslissing aangehouden, in afwachting van de correcte betekening van de stukken.
De uitspraak is een vervolg op een eerdere beschikking (AJR7011) en benadrukt de noodzaak van correcte communicatie in juridische procedures, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen. De rechtbank heeft ervoor gekozen om niet te wachten op een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitlegging van de Betekeningsverordening, om verdere vertraging voor de betrokken partijen te voorkomen.