ECLI:NL:RBHAA:2004:AR7012

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
101226-2/2004
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening en Kennisgeving in het kader van de Betekeningsverordening in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2004, betreft het een echtscheidingsprocedure waarin de vrouw de Nederlandse taal niet begrijpt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betekening van stukken aan de vrouw niet correct is uitgevoerd, omdat deze in het Nederlands waren opgesteld, terwijl de vrouw de taal niet begrijpt. Dit is in strijd met artikel 8 lid 1 van de EG-verordening nummer 1348/2000, de Betekeningsverordening, die vereist dat de betekening in de officiële taal van de aangezochte lidstaat moet plaatsvinden indien de ontvanger de taal niet begrijpt. De rechtbank heeft de man de gelegenheid gegeven om binnen veertien dagen na de beschikking de stukken opnieuw te betekenen, ditmaal in de Duitse taal, met inachtneming van de voorschriften van de Betekeningsverordening.

De rechtbank heeft de man ook de mogelijkheid geboden om de vrouw te informeren over de termijn waarbinnen zij een verweerschrift kan indienen, namelijk drie maanden na de betekening. De rechtbank heeft benadrukt dat het exploot van betekening binnen vier weken na de dagtekening van de beschikking ter griffie moet worden ingediend, en dat het certificaat van betekening onmiddellijk na ontvangst door de verzendende instantie moet worden ingediend. De rechtbank heeft verder iedere andere beslissing aangehouden, in afwachting van de correcte betekening van de stukken.

De uitspraak is een vervolg op een eerdere beschikking (AJR7011) en benadrukt de noodzaak van correcte communicatie in juridische procedures, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen. De rechtbank heeft ervoor gekozen om niet te wachten op een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitlegging van de Betekeningsverordening, om verdere vertraging voor de betrokken partijen te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Zaaknummer : [nummer] A
Datum beschikking : [datum]
echtscheiding
BESCHIKKING ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
in de zaak van:
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de man,
procureur mr. G.B.J. Montagne,
-- tegen --
[naam vrouw],
wonende te [plaats], Duitsland,
hierna mede te noemen: de vrouw.
Verloop van de procedure
Voor de loop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van [datum] en de daarin vermelde stukken;
- de brief van de procureur van verzoeker van [datum] met bijlagen.
Beoordeling
Uit de brief van zijn procureur maakt de rechtbank op dat de man niet in staat is zijn stelling dat de vrouw de Nederlandse taal begrijpt, nader met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Op grond hiervan dient te worden aangenomen dat de vrouw de Nederlandse taal niet begrijpt en dat zij derhalve op grond van het bepaalde in artikel 8 lid 1 van de EG-verordening nummer 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de Betekening en Kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in Burgerlijke of Handelszaken (hierna ook te noemen: de Betekeningsverordening) mocht weigeren de stukken te accepteren om reden van de taal waarin deze stukken zijn opgesteld. De betekening leidt derhalve aan een gebrek dat nietigheid met zich brengt.
De man heeft nog naar voren gebracht dat, voorafgaande aan de betekening, hij bij aangetekende brief een vertaling in de Duitse taal van zowel deze brief als van het in te dienen verzoekschrift aan de vrouw heeft toegezonden.
Nu evenwel artikel 8 van de Betekeningsverordening dwingend voorschrijft dat de taal van het uit te reiken stuk de officiële taal van de aangezochte lidstaat moet zijn – indien de ontvanger de taal waarin het stuk is gesteld, niet begrijpt – en de ontvangende instantie degene voor wie het stuk is bestemd mededeelt dat het stuk kan worden geweigerd, hetgeen in dit geval ook is gebeurd, is naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming met de Betekeningsverordening betekend en doet een aan de betekening voorafgaande toezending van een vertaling daar niet aan af.
De vraag rijst vervolgens hoe artikel 8 lid 1 van de Betekeningsverordening dient te worden uitgelegd: of in dit geval de mogelijkheid voor de man bestaat het verzuim te herstellen dan wel of aan de weigering om het stuk in ontvangst te nemen het rechtsgevolg dient te worden verbonden dat de betekening in het geheel geen werking heeft.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 17 oktober 2003, NJ 2004, 267, aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op de voet van artikel 68 lid 1 juncto artikel 234 EG-Verdrag verzocht over - onder andere - deze vragen van uitlegging van de Betekeningsverordening uitspraak te doen.
Het is de rechtbank bekend dat tot heden nog geen uitspraak door het Hof van Justitie is gedaan in deze kwestie.
De rechtbank zal deze uitspraak niet afwachten gezien de vertraging die dit voor partijen met zich mee zou brengen en overweegt als volgt.
De rechtbank zal in deze zaak de man in de gelegenheid stellen het verzoekschrift opnieuw conform de Betekeningsverordening te betekenen, nu het nationale procesrecht, te weten het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de man deze mogelijkheid in geval van een betekening waarop de Betekeningsverordening niet van toepassing is, ook zou bieden. De rechtbank zal aangeven op welke wijze dit dient te geschieden, nu ook daaromtrent vragen van uitlegging zijn gesteld aan het Europese Hof.
De rechtbank zal, gebruik makende van de haar op grond van het bepaalde in artikel 816 lid 3 juncto artikelen 120 en 121 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gegeven bevoegdheid, de man in de gelegenheid stellen om binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beschikking opnieuw te betekenen, dat wil zeggen het verzoekschrift, voorzien van een vertaling van het verzoekschrift en van het exploot van de deurwaarder, ten deze de verzendende instantie, als bedoeld in artikel 2 van de Betekeningsverordening, in de Duitse taal aan de vrouw te betekenen met inachtneming van de voorschriften van artikel 4 van de Betekeningsverordening. In genoemd exploot dient de vrouw (wederom) te worden aangezegd dat zij de gelegenheid krijgt om binnen een termijn van drie maanden na de datum van de betekening een verweerschrift in te dienen.
Beslissing:
De rechtbank:
Stelt de man in de gelegenheid om binnen twee weken na datum van deze beschikking het verzoekschrift opnieuw conform de Betekeningsverordening, voorzien van een vertaling van het verzoekschrift en het exploot van betekening in de Duitse taal, aan de vrouw te betekenen en de vrouw daarbij aan te zeggen dat zij een termijn van drie maanden heeft om een verweerschrift in te dienen.
Bepaalt dat het exploot binnen vier weken na dagtekening van deze beschikking ter griffie van deze rechtbank moet zijn ingediend en dat het certificaat van betekening als bedoeld in artikel 10 van de Betekeningsverordening per omgaande na ontvangst door de verzendende instantie daarvan moet zijn ingediend.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Mink en in het openbaar uit-gesproken ter terechtzitting van [datum], in tegenwoor-digheid van de griffier.