ECLI:NL:RBHAA:2004:AR7360

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/090775-03
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Honig
  • A. Rosier
  • M. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk voordeel trekken uit door misdrijf verkregen goederen; heling

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengsten van door haar partner, [medeverdachte], uit misdrijf verkregen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende bijna een jaar op grote schaal heeft geprofiteerd van deze opbrengsten. Tijdens de zitting heeft de verdachte geen blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van haar handelen, wat de rechtbank extra zwaar heeft aangerekend. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie vastgesteld. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, werd als wettig en overtuigend beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van 200 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 100 dagen kan worden opgelegd. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals blijkt uit het rapport van de Reclassering Nederland. De verdachte had geen eerdere relevante veroordelingen, wat in haar voordeel heeft meegewogen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het uitgavenpatroon van de verdachte en haar partner niet in verhouding stond tot het door hen genoemde gezinsinkomen, wat de verdenking van heling versterkte. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer : 15/030775-03
Uitspraakdatum: 23 november 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wetig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
zij in de periode van 19 november 2002 tot en met 06 november 2003 te Zandvoort en/of elders in Nederland opzettelijk uit door [medeverdachte] genoten opbrengsten van door misdrijven verkregen goederen voordeel heeft getrokken, immers heeft zij, verdachte, uit deze opbrengsten uitgaven gedaan en in haar levensonderhoud voorzien;
Ten aanzien van het bewijs overweegt de rechtbank dat het uitgavenpatroon van verdachte en haar partner, [medeverdachte], voornoemd, in geen enkele verhouding stond tot het door verdachte genoemde gezinsinkomen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Het opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport d.d. 2 juni 2004, opgesteld door J.H. Kooij, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van bijna een jaar op grote schaal geprofiteerd van de door haar partner [medeverdachte] uit misdrijven verkregen opbrengsten. De rechtbank rekent verdachte dit feit temeer aan nu zij ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven het verwijtbare van haar handelen in te zien.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij, blijkens het haar betreffende uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 6 november 2003, niet eerder terzake van relevante strafbare feiten is veroordeeld.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd alsmede een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur, zij het dat deze vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet tenuitvoer behoeft te worden gelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 416.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 200 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Beveelt dat, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis wordt opgelegd voor de duur van 100 dagen.
Bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering wordt gebracht, naar de maatstaf van 2 uur per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op twee jaren.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Honig, voorzitter,
mrs. Rosier en Goossens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Van der Ploeg en Koster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2004.