ECLI:NL:RBHAA:2004:AR7841

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
107543 / KG ZA 04-597
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot fitnesscentrum en samenwerkingsovereenkomst personal trainer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een personal trainer, en Life Fit Centre Haarlem B.V., de exploitant van een fitnesscentrum. De eiser vorderde toegang tot het fitnesscentrum om zijn klanten te kunnen blijven begeleiden, nadat Life Fit had aangekondigd de samenwerking met hem te beëindigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Life Fit niet verplicht was om eiser toegang te verlenen, omdat er geen geldige overeenkomst bestond die deze verplichting rechtvaardigde. De rechter stelde vast dat de huurovereenkomst tussen eiser en Life Fit was beëindigd en dat de samenwerkingsovereenkomst niet als een zelfstandige verplichting kon worden aangemerkt. Eiser had geen recht op een lidmaatschapsovereenkomst, en de algemene voorwaarden van Life Fit gaven geen aanleiding om te concluderen dat eiser recht had op toegang tot het fitnesscentrum. De voorzieningenrechter concludeerde dat Life Fit, gezien het beginsel van contractsvrijheid, niet verplicht kon worden om met eiser een lidmaatschapsovereenkomst te sluiten. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Zaaknummer: 107534/KG ZA 04-597
Vonnisdatum: 17 december 2004
793
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verweerder in het incident,
procureur mr. F.W. Huizinga,
-- tegen --
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIFE FIT CENTRE HAARLEM B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde partij,
verweerster in het incident,
advocaat mr. V. Bakker te Amsterdam,
in welk geschil hebben verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van eisende partij:
1.
wonende te [woonplaats],
2.
wonende te [woonplaats],
3.
wonende te [woonplaats],
4.
wonende te [woonplaats],
5.
wonende te [woonplaats];
6.
wonende te [woonplaats],
7.
wonende te [woonplaats],
8.
wonende te [woonplaats],
9.
wonende te [woonplaats],
10.
wonende te [woonplaats],
11.
wonende te [woonplaats],
12.
wonende te [woonplaats],
13.
wonende te [woonplaats],
14.
wonende te [woonplaats],
15.
wonende te Bennebroek,
16.
wonende te [woonplaats],
17.
wonende te [woonplaats],
18.
wonende te [woonplaats],
19.
wonende te [woonplaats],
20.
wonende te [woonplaats],
21.
wonende te [woonplaats],
22.
wonende te [woonplaats],
23.
wonende te Zandvoort,
24.
wonende te [woonplaats],
25.
wonende te Zandvoort,
26.
wonende te [woonplaats],
27.
wonende te [woonplaats],
28.
wonende te [woonplaats],
29.
wonende te [woonplaats],
30.
wonende te [woonplaats],
31.
wonende te [woonplaats],
32.
wonende te [woonplaats],
33.
wonende te [woonplaats],
34.
wonende te [woonplaats],
35.
wonende te [woonplaats],
36.
wonende te [woonplaats],
37.
wonende te [woonplaats],
eisers in het incident tot voeging,
procureur mr. K. Beishuizen,
advocaat mr. M.P.M. Fruytier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] respectievelijk Life Fit, en als [gevoegden]
1. Het verloop van het geding
Ter terechtzitting van 6 december 2004 hebben [gevoegden] overeenkomstig een incidentele conclusie tot voeging gevorderd zich in de hoofdzaak aan de zijde van [eiser] te mogen voegen.
[eiser] en Life Fit hebben zich niet verweerd tegen de vordering van [gevoegden] tot voeging, waarop de voorzieningenrechter, beslissende op de vordering in het incident, die vordering aanstonds heeft toegewezen. Dit met de motivering dat voldoende aannemelijk is geworden dat [gevoegden] grond hebben om zich in dit geding te stellen aan de zijde van [eiser], ter ondersteuning van het standpunt van [eiser]. De voorzieningenrechter heeft de beslissing omtrent de kosten van het incident aangehouden tot het moment van de uitspraak in de hoofdzaak.
[eiser] heeft overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnota.
[gevoegden] hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnotitie.
Life Fit heeft tegen de vordering verweer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 20 december 2004 of zoveel eerder als mogelijk.
De voorzieningenrechter heeft ambtshalve kennis genomen van de op 30 november 2004 uitgebrachte dagvaarding in de bodemprocedure.
2. De vaststaande feiten
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. Life Fit exploiteert een fitnesscentrum.
b. Om in het fitnesscentrum van Life Fit te mogen sporten dient een lidmaatschapsovereenkomst met Life Fit te worden aangegaan De algemene voorwaarden van Life Fit bevatten onder meer de volgende bepalingen:
? Het lidmaadschap vervalt bij opzegging. (...)
? Een abonnement is overdraagbaar aan derden, tenzij er sprake is van een contributie-achterstand. Vraag naar de voorwaarden.
? (...)
? Ieder lid dient zich aan de huisregels te houden. Life Fit Centre behoudt zich het recht voor, bij ernstige of herhaaldelijke schending van de huisregels of ander gebleken onaanvaardbaar gedrag, een lidmaatschap te beëindigen zonder teruggave van enige betaling.
c. [eiser] is op 4 juli 1997 bij Life Fit in dienst getreden als fitnessinstructeur, en heeft zich vervolgens bekwaamd als personal trainer.
d. De arbeidsovereenkomst tussen Life Fit en [eiser] is bij beschikking van de kantonrechter te Haarlem d.d. 29 oktober 1999 ontbonden per 1 november 1999.
e. Tussen Life Fit als verhuurder en [eiser] huurder is met ingang van 1 juli 2000 een overeenkomst gesloten waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“HUUROVEREENKOMST
(…)
AANGEZIEN
i. Verhuurder onder de naam Life Fit Centre (‘LFC’), een fitness centrum exploiteert aan de Zeedistelweg 1 in Haarlem;
ii. Huurder als ‘personal trainer’ diensten aanbiedt aan leden van LFC;
iii. Huurder het mede gebruik wenst van de apparatuur van LFC alsmede het exclusieve gebruik van een kantoor c.q. massageruimte in LFC;
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
Het gehuurde, bestemming, gebruik
1.1 Deze overeenkomst heeft betrekking op het medegebruik van de faciliteiten van het door Verhuurder geëxploiteerde fitnesscentrum aan de Zeedistelweg 1 te Haarlem inclusief een afgescheiden ruimte van circa 15 m2 aan partijen genoegzaam bekend (hierna: het ‘gehuurde’).
1.2 Het gehuurde mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de ‘personal training activiteiten’ van Huurder.”
f. Op 31 maart 2004 heeft Life Fit genoemde overeenkomst schriftelijk opgezegd tegen 1 juli 2004.
g. [eiser] heeft de kantonrechter te Haarlem verzocht om de ontruimingstermijn te schorsen tot 1 juli 2005.
h. Bij beschikking d.d. 5 augustus 2004 heeft de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek voor zover dit betrekking had op het gebruikmaken van de faciliteiten van het fitnesscentrum van Life Fit Centre, en het verzoek voor het overige afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter onder meer het volgende overwogen:
“5.3 Het gebruikmaken van de faciliteiten van het fitnesscentrum van Life Fit Centre door [eiser] Antuna kan niet beschouwd worden als huur van een gebouwde onroerende zaak. Voor zover [eiser] Antuna zijn verzoek mede baseert op dat deel van de overeenkomst dient hij daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Daar doet niet aan af dat voor het vastleggen van de afspraken tussen partijen gebruik is gemaakt van een bepaald model, omdat het immers gaat om de feitelijke uitvoering die partijen aan de overeenkomst hebben gegeven.
5.4 Het gebruik van de bovengenoemde afgescheiden ruimte van ongeveer 15 m2 moet wel worden beschouwd als huur van een deel van een gebouwde onroerende zaak. Deze ruimte is evenwel geen bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW zoals door [eiser] Antuna ten onrechte wordt betoogd. Het betreft immers een ruimte waar [eiser] Antuna klanten van Life Fit Centre kan behandelen. Dat moet beschouwd worden als de uitoefening van het beroep van personal trainer en valt aldus niet onder de begripsbepaling van genoemd artikel.
Dit brengt met zich dat [eiser] Antuna wel ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover dit betrekking heeft op deze afgescheiden ruimte.
5.5 Het gebruik van deze ruimte kan evenwel niet los worden gezien van het gebruikmaken van de faciliteiten van het fitnesscentrum. Nu de overeenkomst met betrekking tot die faciliteiten is opgezegd heeft [eiser] Antuna daarom geen belang bij voortzetting van de huur van de afgescheiden ruimte. Zijn daarop betrekking hebbende verzoek zal daarom worden afgewezen.”
i. Bij brief van 28 oktober 2004 heeft de raadsman van Life Fit aan [eiser] bericht dat Life Fit niet bereid is de samenwerking met [eiser] te continueren, dat [eiser] tot 31 december 2004 in de gelegenheid wordt gesteld om zijn praktijk binnen Life Fit af te bouwen, en dat [eiser] met ingang van 1 januari 2005 zijn activiteiten als personal trainer niet langer binnen Life Fit zal kunnen voortzetten.
3. De vordering en de grondslag daarvan
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Life Fit zal veroordelen:
primair: met [eiser] per 1 januari 2005 een lidmaatschapsovereenkomst te sluiten teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn klanten als personal trainer te begeleiden,
en subsidiair: [eiser] toegang te verlenen tot het fitnesscentrum teneinde hem in de gelegenheid te stellen zijn klanten als personal trainer te begeleiden totdat in de bodemprocedure definitief beslist is terzake van het tussen partijen gerezen geschil,
op verbeurte van een dwangsom van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,- per dag en kosten rechtens.
[eiser] legt aan zijn vorderingen - samengevat - het volgende ten grondslag. Behalve huur van de faciliteiten van het fitnesscentrum en huur van de ruimte van ongeveer 15 m2, bevat de overeenkomst van 1 juli 2000 ook het element van samenwerking. Weliswaar is de huurovereenkomst al geëindigd, maar de samenwerkingsovereenkomst is eerst tegen 1 januari 2005 opgezegd. Deze opzegging is onrechtmatig omdat Life Fit zich aldus de klanten van [eiser] en de door [eiser] opgebouwde goodwill toeëigent, waardoor [eiser] schade lijdt. [eiser] is immers voor zijn inkomen afhankelijk van zijn werk als personal trainer in het fitnesscentrum van Life Fit. Voorts is Life Fit op grond van haar algemene voorwaarden verplicht om met [eiser] een lidmaatschapsovereenkomst te sluiten. Dit volgt ook uit het feit dat het lidmaatschap overdraagbaar is. Op grond van de algemene voorwaarden is het niet verboden om in het fitnesscentrum trainingen te geven zoals [eiser] doet. Derhalve is het onrechtmatig dat aan [eiser] per 1 januari 2005 de toegang tot het fitnesscentrum wordt ontzegd.
Ter ondersteuning van de vorderingen van [eiser] hebben [gevoegden] gesteld - kort samengevat en voorzover niet ook al door [eiser] gesteld - dat de meeste klanten van [eiser] van de diensten van [eiser] gebruik willen blijven maken, gelet op de specifieke opleiding en ervaring van [eiser]. Life Fit dient haar leden in de gelegenheid te stellen om te trainen in het fitnesscentrum met gebruikmaking van de diensten van [eiser], zoals dat al vijf jaar gebeurt. Volgens [gevoegden] is het Life Fit er uitsluitend om te doen de klanten van [eiser] over te nemen en is het weigeren van de toegang aan [eiser] en het op die wijze aan de leden ontzeggen van toegang tot hun personal trainer een toerekenbare tekortkoming, althans een onrechtmatige daad van Life Fit jegens de leden.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
Life Fit heeft tegen de vorderingen gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
De primaire vordering dient te worden afgewezen, reeds omdat Life Fit, gezien het beginsel van contractsvrijheid, niet kan worden verplicht om met [eiser] een lidmaatschapsovereenkomst te sluiten.
Die verplichting kan, anders dan [eiser] heeft gesteld, niet worden ontleend aan de algemene voorwaarden van Life Fit. Nu [eiser] geen lidmaatschapsovereenkomst met heeft, kan hij niet op grond van de algemene voorwaarden van Life Fit rechten jegens haar doen gelden. Derhalve kan ook de stelling van [eiser], dat het op grond van de algemene voorwaarden niet verboden is om in het fitnesscentrum als personal trainer te werken - wat er van die stelling overigens ook zij - niet tot toewijzing van de primaire vordering leiden. Dat het lidmaatschap van Life Fit krachtens haar algemene voorwaarden overdraagbaar is, kan aan een en ander niet afdoen, omdat die overdraagbaarheid van een lidmaatschap er - mede gelet op genoemde contractsvrijheid - niet toe kan leiden dat Life Fit verplicht wordt met [eiser] te contracteren. [eiser] wenst bovendien niet een ‘gewoon’ lidmaatschap, maar wil dat lidmaatschap gebruiken om zijn beroep uit te oefenen. Life Fit heeft terecht gesteld zij niet behoeft toe te staan dat [eiser] zijn onderneming in het fitnesscentrum (“een winkel in een winkel”) drijft. Overigens wordt Life Fit gevolgd in haar stelling dat zij gerechtigd is, wanneer [eiser] door overdracht een lidmaatschap zou verkrijgen, dat lidmaatschap beëindigen op grond van onaanvaardbaar gedrag van [eiser]. Dit is immers bepaald in de algemene voorwaarden van Life Fit.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter behoeft Life Fit na 1 januari 2005 [eiser] niet de toegang tot het fitnesscentrum te verschaffen op grond van de door [eiser] gestelde, en door Life Fit betwiste, samenwerkingsovereenkomst. De tekst van de huurovereenkomst biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat daarin, naast de huur van de kantoor- annex massageruimte en de huur van fitnessfaciliteiten, een samenwerkingsovereenkomst is neergelegd. Weliswaar vloeit uit de overeenkomst voort dat partijen samenwerkten, omdat [eiser] de bedoelde ruimte en faciliteiten in het fitnesscentrum van Life Fit huurde, maar dat betekent niet dat die samenwerking, naast de huur, een zelfstandig element van de overeenkomst vormde. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat gesteld noch gebleken is dat [eiser] met betrekking tot de samenwerking een zelfstandige tegenprestatie verrichtte. Op grond van de door [eiser] gestelde samenwerkingsovereenkomst is derhalve noch de primaire vordering, noch de subsidiaire vordering toewijsbaar.
De enkele omstandigheid dat [eiser] schade lijdt wanneer hij zijn activiteiten als personal trainer niet meer in het fitnesscentrum van Life Fit zal kunnen voortzetten, brengt niet mee dat Life Fit onrechtmatig handelt jegens [eiser] door hem per 1 januari 2005 de toegang tot het fitnesscentrum te ontzeggen. Life Fit heeft [eiser], niettegenstaande de opzegging van de huurovereenkomst tegen 1 juli 2004, tot 1 januari 2005 de tijd gegund om zijn werkzaamheden af te bouwen en een alternatieve locatie te vinden. Die termijn komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor.
Gelet op al het voorgaande betekent de omstandigheid dat Life Fit vanaf 1 januari 2005 wellicht klanten van [eiser] en de daarmee samenhangende omzet overneemt, evenmin dat Life Fit onrechtmatig handelt jegens [eiser]. Hierbij is van belang dat op grond van de stukken aannemelijk is dat Life Fit de huurovereenkomst heeft opgezegd omdat de verhoudingen tussen partijen verstoord waren. Dat die verstoorde verhouding enkel aan Life Fit te wijten is, kan niet worden gezegd. [eiser] heeft niet weersproken dat op voorstellen van Life Fit tot aanpassing van de overeenkomst in het geheel niet is gereageerd, en die voorstellen lijken op voorhand niet onredelijk.
De stellingen van [gevoegden] miskennen dat [gevoegden] niet ieder of gezamenlijk een overeenkomst met Life Fit hebben op grond waarvan zij jegens Life Fit recht hebben op het krijgen van personal training van [eiser].
Het feit dat [gevoegden] al vijf jaar persoonlijke begeleiding van [eiser] hebben gehad brengt niet vanzelfsprekend mee dat op Life Fit de verplichting rust om [eiser] te blijven toelaten tot het fitnesscentrum. Door [gevoegden] zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld die dat anders maken. Derhalve handelt Life Fit voorshands ook niet onrechtmatig jegens [gevoegden] door [eiser] de toegang tot het fitnesscentrum te ontzeggen. Hetgeen [gevoegden] hebben aangevoerd, kan daarmee niet tot een ander oordeel omtrent de stellingen van [eiser] leiden.
Ook de subsidiaire vordering is dus niet toewijsbaar.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van Life Fit. [gevoegden] zullen worden veroordeeld in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] en Life Fit te bepalen op nihil.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in het incident:
Veroordeelt [gevoegden] in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] en Life Fit bepaald op nihil.
in de hoofdzaak:
Weigert de gevraagde voorzieningen.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit kort geding aan de zijde van Life Fit gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op € 241,- aan verschotten en op € 816,- aan salaris voor de procureur.
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.