ECLI:NL:RBHAA:2004:AR7845

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/035186-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Tarlavski-Reurslag
  • mrs. Grosheide
  • mrs. Tel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en ramkraken met matiging van de gevangenisstraf op basis van persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 14 december 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met ramkraken. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een ramkraak door een voorverkenning te doen bij een drogisterij. De rechtbank constateert dat de ramkraken gekenmerkt werden door professionaliteit en een hoge frequentie, waarbij juweliers, audio- en elektronicawinkels en drogisterijen het doelwit waren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de impact van deze misdrijven op de slachtoffers en de samenleving benadrukt, waarbij gevoelens van onveiligheid en onrust werden veroorzaakt.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen gerelateerd aan zijn oorlogsverleden. Deze omstandigheden hebben geleid tot de beslissing om de op te leggen gevangenisstraf te matigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen gedaan voor bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen die in verband stonden met de gepleegde feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op wettig en overtuigend bewijs, en de rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard voor de tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/035186-04
Uitspraakdatum: 14 december 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 september 2004, 22 november 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. De Grittenborg te Hoogeveen.
1. Tenlastelegging
Ambtshalve overweging met betrekking tot de tenlastelegging.
De rechtbank heeft in raadkamer geconstateerd dat ter terechtzitting niet uitdrukkelijk is beslist op de door de officier van
justitie gevorderde aanpassing van de voorlopige tenlastelegging. Dit kan echter zonder consequenties blijven, nu verdachte hierdoor niet in relevante mate in zijn belangen is geschaad. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de dagvaarding voor de pro-forma zitting van 15 juni 2004 was een voorlopige tenlastelegging opgenomen (ex art 261 derde lid Sv), terwijl in de dagvaarding voor de pro forma zitting van 6 september 2004 de definitieve tenlastelegging vervat was op grond waarvan de rechtbank uiteindelijk de zaak op 22 november 2004 inhoudelijk heeft behandeld.
De dagvaarding voor de pro forma zitting van 6 september 2004 kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een oproeping voor die zitting met daarin opgenomen een vordering uitbreiding als bedoeld in art 314a Sv. In dit stuk is immers, onder aanhaling van de wetsartikelen 261 lid 3, 313, 314 en 314a van het Wetboek van Strafvordering, de definitieve tenlastelegging gepresenteerd aan verdachte en zijn raadsman. De uitbreiding van de voorlopige tenlastelegging met nieuwe feiten was naar het oordeel van de rechtbank toelaatbaar, nu die uitbreiding binnen de grenzen van art 314a Sv is gebleven. Immers, niet kan worden gezegd dat elk verband ontbreekt tussen de feiten die in de voorlopige tenlastelegging waren opgenomen en de nieuwe feiten in de definitieve tenlastelegging. Daar komt bij dat op de zitting van 6 september 2004 geen verweer is gevoerd op dit punt, terwijl door de raadsman ook anderszins geen bezwaar is gemaakt tegen de uitbreiding van de tenlastelegging. Bovendien is verdachte door de geschetste gang van zaken inhoudelijk tijdig op de hoogte gesteld van de omvang van de feiten waarvoor hij zich op de terechtzitting van 22 november 2004 heeft moeten verantwoorden.
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in voormelde dagvaarding voor de terechtzitting van 6 september 2004 is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a t/m c) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van feit 1 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage III (a t/m c).
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Gewoonteheling.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, Ressort Amsterdam, Unit Amsterdam uitgebrachte rapport van 31 augustus 2004 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim acht maanden deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met onder meer het plegen van zogenaamde “ramkraken”. Daarbij vormden juweliers, audio- en elektronicawinkels en drogisterijen in heel Nederland het doelwit.
Opvallend is de professionaliteit en hoge frequentie waarmee de ramkraken werden gepleegd. Men opereerde volgens een vaste werkwijze. Kort voor de ramkraak werden een of twee auto’s gestolen. Met behulp daarvan ramden de daders de voorpui van de betreffende winkel. De toegangsdeur en/of vitrines werden met bijlen en/of kliefhamers stuk geslagen, waarna de winkel in rap tempo werd leeggeroofd. Vervolgens maakten de daders zich met behulp van een gestolen auto uit de voeten, waarna zij de buitgemaakte goederen snel afzetten bij vaste afnemers.
Het gaat hier om een ongewoon brutale manier van doen. De daders hebben zich met grof geweld toegang tot een groot aantal winkels verschaft, waardoor zeer veel schade aan panden en inventaris is ontstaan. Hoewel de ramkraken in de nachtelijke uren werden gepleegd, zijn verschillende omstanders getuige geweest van dit geweld. Daarnaast vertegenwoordigen de buitgemaakte goederen een enorme waarde. Een en ander moet een grote impact hebben gehad op in het bijzonder de getroffen winkeliers, van wie sommigen niet eenmaal, maar tot tweemaal toe met een aanzienlijke ravage in hun winkel werden geconfronteerd. Al met al zijn de materiële en emotionele gevolgen van deze ramkraken voor de betrokkenen niet gering geweest.
Daarbij komt dat dergelijke misdrijven in de samenleving gevoelens van grote onrust en onveiligheid veroorzaken.
Verdachte heeft zich in het bijzonder schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een dergelijke ramkraak door een voorverkenning te doen bij een te beroven drogisterij. Daarnaast heeft hij bij de politie toegegeven nog een keer een voorverkenning te hebben verricht, hetgeen echter niet in een ramkraak zou hebben geresulteerd. Ook heeft hij een medeverdachte voorzien van grote tassen, die gebruikt werden om gestolen buit in te vervoeren.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan gewoonteheling. Hij trad daarbij binnen voormelde organisatie op als vaste afnemer van cosmetica-artikelen die afkomstig waren van dergelijke ramkraken. De gestolen waar werd direct na een gepleegde ramkraak bij verdachte afgeleverd. Aldus heeft verdachte aan de daders van genoemde ramkraken een makkelijke en snelle afzetmogelijkheid voor de gestolen goederen geboden, waardoor het plegen van de ramkraken werd bevorderd.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur op zijn plaats. Alleen in de persoonlijke omstandigheden van verdachte – bij verdachte zijn psychische problemen geconstateerd die verband houden met zijn oorlogsverleden waardoor hij, zo wil de rechtbank aannemen, zwaarder dan een ander onder detentie gebukt gaat – vindt de rechtbank aanleiding deze op te leggen straf te matigen en de eis van de officier van justitie te volgen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen genoemd onder de nummers 37, 60, en 61, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van het voorwerp genoemd onder de nummers 37 dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid en met betrekking tot de voorwerpen 60 en 61, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan.
Een kopie van voormelde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen is als bijlage IV (a t/m h) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 33, 33a, 48, 57, 140, 225, 310, 311 en 417.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Beveelt de onmiddellijke gevangenneming van verdachte ten aanzien van de feiten 3 en 4, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Verklaart verbeurd:
– de voorwerpen genoemd onder de nummers 37, 60, en 61, op de (bijgevoegde) lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
– de voorwerpen genoemd onder de nummers 1 t/m 36, 38 t/m 59, 62 t/m 77 op de (bijgevoegde) lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Tarlavski-Reurslag, voorzitter,
mrs. Grosheide en Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mrs. Van der Zalm en Kerkhof,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2004.