Parketnummer: 15/035020-04
Uitspraakdatum: 14 december 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 september 2004 en 23 en 30 november 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, Huis van Bewaring te Haarlem.
Ambtshalve overweging met betrekking tot de tenlastelegging
De rechtbank heeft in raadkamer geconstateerd dat ter terechtzitting niet uitdrukkelijk is beslist op de door de officier van justitie gevorderde aanpassing van de voorlopige tenlastelegging. Dit kan echter zonder consequenties blijven, nu verdachte hierdoor niet in relevante mate in zijn belangen is geschaad. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de dagvaarding voor de pro-forma zitting van 15 juni 2004 was een voorlopige tenlastelegging opgenomen (ex art 261 derde lid Sv), terwijl in de dagvaarding voor de pro forma zitting van 6 september 2004 de definitieve tenlastelegging vervat was op grond waarvan de rechtbank uiteindelijk de zaak op 23 november 2004 inhoudelijk heeft behandeld.
De dagvaarding voor de pro forma zitting van 6 september 2004 kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een oproeping voor die zitting met daarin opgenomen een vordering uitbreiding als bedoeld in art 314a Sv. In dit stuk is immers, onder aanhaling van de wetsartikelen 261 lid 3, 313, 314 en 314a van het Wetboek van Strafvordering, de definitieve tenlastelegging gepresenteerd aan verdachte en zijn raadsvrouwe. De uitbreiding van de voorlopige tenlastelegging met nieuwe feiten was naar het oordeel van de rechtbank toelaatbaar, nu die uitbreiding binnen de grenzen van art 314a Sv is gebleven. Immers, niet kan worden gezegd dat elk verband ontbreekt tussen de feiten die waren opgenomen in de voorlopige tenlastelegging en de nieuwe feiten in de definitieve tenlastelegging. Daar komt bij dat op de zitting van 6 september 2004 geen verweer is gevoerd op dit punt, terwijl door de raadsvrouwe ook anderszins geen bezwaar is gemaakt tegen de uitbreiding van de tenlastelegging. Bovendien is verdachte door de geschetste gang van zaken inhoudelijk tijdig op de hoogte gesteld van de omvang van de feiten waarvoor hij zich op de terechtzitting van 23 november 2004 heeft moeten verantwoorden.
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in voormelde dagvaarding voor de terechtzitting van 6 september 2004 is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a tm e) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging wat betreft feit 1 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor wat betreft feit 1, vanwege de summiere en onvoldoende feitelijke omschrijving van dit feit. Zij acht onduidelijk uit welke personen de in dat feit genoemde criminele organisatie heeft bestaan en de regio's en omschreven misdaden te algemeen omschreven.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt ten dien aanzien als volgt.
De omschrijving van het feit onder 1 in de tenlastelegging is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet en voldoet aan de eisen van art. 261 Sv. Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat voor verdachte voldoende duidelijk was waartegen hij zich diende te verweren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 7 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage III (a t/m d).
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 5
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de op de plaats delict aangetroffen portemonnee van verdachte (met daarin een vervalst paspoort met foto van verdachte) niet aan het bewijs van dat feit kan bijdragen, omdat verdachte die portemonnee reeds een maand voor het delict had verloren. Zij heeft voorts betoogd dat deze stelling niet is weerlegd door de controle op 3 maart 2004 in Heemskerk (waar voormeld paspoort door een van de inzittende van een auto aan de politie is getoond) nu in het desbetreffende proces-verbaal geen omschrijving van die persoon is gegeven.
De rechtbank gaat hieraan voorbij en houdt het erop dat het verdachte is geweest die op 3 maart 2004 in Heemskerk in de gecontroleerde auto zat. Het betrof immers de Ford Taurus die door verdachte veelvuldig werd gebruikt en naast de bestuurder zat een bekende van verdachte, [betrokkene]. De mogelijkheid dat de dief van de portemonnee van verdachte die bewuste nacht naast [betrokkene] in de Ford Taurus zat en zich met het gestolen paspoort heeft gelegitimeerd, wordt als niet aannemelijk terzijde geschoven. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat de getoonde pasfoto op het rijbewijs geen aanleiding heeft gegeven voor speciale opmerkingen door de controlerende politieambtenaren in het betreffende proces-verbaal.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van feit 2:
A. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
B. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 3:
A. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
B. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 4:
A. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
B. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 5:
A. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
B. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
alsmede
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 6:
A. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
B diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en de overige beslissingen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een jaar lang deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met onder meer het plegen van zogenaamde “ramkraken”. Daarbij vormden juweliers, audio- en elektronicawinkels en drogisterijen in heel Nederland het doelwit.
Opvallend is de professionaliteit en hoge frequentie waarmee de ramkraken werden gepleegd. Men opereerde volgens een vaste werkwijze. Kort voor de ramkraak werden een of twee auto’s gestolen. Met behulp daarvan ramden de daders de voorpui van de betreffende winkel. De toegangsdeur en/of vitrines werden met bijlen en/of kliefhamers stuk geslagen, waarna de winkel in rap tempo werd leeggeroofd. Vervolgens maakten de daders zich met behulp van een gestolen auto uit de voeten, waarna zij de buitgemaakte goederen snel afzetten bij vaste afnemers.
Het gaat hier om een ongewoon brutale manier van doen. De daders hebben zich met grof geweld toegang tot een groot aantal winkels verschaft, waardoor zeer veel schade aan panden en inventaris is ontstaan. Hoewel de ramkraken in de nachtelijke uren werden gepleegd, zijn verschillende omstanders getuige geweest van dit geweld. Daarnaast vertegenwoordigen de buitgemaakte goederen een enorme waarde. Een en ander moet een grote impact hebben gehad op in het bijzonder de getroffen winkeliers, van wie sommigen zelfs niet eenmaal maar tot tweemaal toe met een aanzienlijke ravage in hun winkel werden geconfronteerd. Al met al zijn de materiële en emotionele gevolgen van deze ramkraken voor de betrokkenen niet gering geweest. Daarbij komt dat dergelijke misdrijven in de samenleving gevoelens van grote onrust en onveiligheid veroorzaken.
Binnen de organisatie had verdachte een organiserende rol. Hij had contact met een vaste afnemer die hem ook onderdak en een auto ter beschikking gaf in ruil voor gestolen goederen. Voorts heeft verdachte, met anderen, minstens vijf ramkraken gepleegd. Daarbij was hij kennelijk alleen uit op eigen voordeel en heeft hij zich niets gelegen laten liggen aan de belangen van de gedupeerden. Bovendien heeft verdachte ook ter terechtzitting geen verantwoording voor deze ernstige misdrijven willen nemen.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte heeft erkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het strafbare feit als vermeld in het door de officier van justitie ter informatie bij het dossier gevoegde zaak onder parketnummer 035020-04, hetgeen ad informandum op de dagvaarding is beschreven als volgt:
- bezit vals reisdocument op 8 maart 2004 te ’s-Gravenhage.
De rechtbank gaat er vanuit dat de officier van justitie verdachte hiervoor niet meer afzonderlijk zal vervolgen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 453,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 5 (onderdeel A) tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 362,07 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 5 (onderdeel B) tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 247,55 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 (onderdeel B) tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade (€ 500) en immateriële schade (€ 500) die zij als gevolg van het onder 3 (onderdeel B) tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 500,- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een mededader dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal hetgeen meer is gevorderd afwijzen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [adres] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 650,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 5 (onderdeel B) tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade zonder nadere toelichting en onderbouwing, die ontbreekt, niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de benadeelde partij in de vordering niet zal kunnen worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de verschillende vorderingen van de hierboven genoemde benadeelde partijen zijn toegewezen, te weten: € 453, € 362,07, € 247,55 en € 500, bij niet betaling te vervangen door respectievelijk 9, 7, 4 en 10 dagen hechtenis.
De rechtbank zal daarbij telkens bepalen dat, indien genoemde bedragen geheel of gedeeltelijk door een mededader is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen op de beslaglijst vermeld onder de nummers 1, 4a t/m 4 e, 4 t/m 7, 9, 20, 22, 24 30, 33 en 34 dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van de voorwerpen met nummers 1, 4a t/m 4 e, 4 t/m 7, 9, 30 en 34 zijn begaan of voorbereid en met betrekking tot de voorwerpen met de nummers 24 en 33 zijn begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen op de beslaglijst vermeld onder nummer 21 dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongecontroleerde bezit van dit aan verdachte toebehorende voorwerp in strijd is met het algemeen belang nu dit kan dienen voor het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten waarvan verdachte wordt verdacht.
Een kopie van de beslaglijst is de bijlage IV (a tm d) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 57, 140, 310, 311.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder 7 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder bijlage III (a tm e) is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Beveelt de onmiddellijke gevangenneming van verdachte ten aanzien van de feiten 3, 5 en 6, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 453,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, rekeningnummer [nummer], bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een mededader is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 362,07 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, rekeningnummer [nummer], bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 247,55 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, rekeningnummer [nummer], bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, rekeningnummer [nummer], bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een mededader is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het door benadeelde partij [benadeelde partij] meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partijen [benadeelde partij], [benadeelde partij], [benadeelde partij] en [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van respectievelijk € 453, € 362,07, € 500 en € 247,55, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door respectievelijk 9, 7, 10 en 4 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat, voor zover genoemde bedragen of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan een benadeelde partij en/of staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Verklaart verbeurd :
- hetgeen op de beslaglijst is opgenomen onder de nummers: 1, 4a, 4b, 4c, 4e, 4d, 4 t/m 7, 9, 20, 22, 24, 30, 33, 34.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- hetgeen op de beslaglijst is opgenomen onder nummer 21.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- hetgeen op de beslaglijst is opgenomen onder de nummers: 2, 3, 8, 10 t/m 19, 23, 25 t/m 29, 31 (uitgezonderd het paspoort), 32, 35, 36, 37.
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van:
- het paspoort (uit een parfumdoos), opgenomen onder nummer 31 van de beslaglijst.
9. Samenstelling van de rechtbank en de uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Grosheide, voorzitter,
mrs. Tarlavski-Reurslag en Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Van der Zalm en Kerkhof,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2004.