In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Al Holding B.V. schadevergoeding van de gedaagden, waaronder ENGEL GOUDRIAAN BEHEER B.V., na de vernietiging van een overeenkomst die op 2 april 1999 was gesloten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de overeenkomst was vernietigd wegens bedrog, en de gedaagden waren veroordeeld om de schade die Al Holding had geleden te vergoeden. De vordering van Al Holding omvatte een bedrag van € 368.932,44, verminderd met eerder toegewezen proceskosten en een voorschot dat in een kort geding was gevorderd. De rechtbank behandelde de zaak in een schadestaatprocedure, waarbij Al Holding haar schadeposten specificeerde, waaronder kosten voor de verwerving van aandelen, oprichting van de vennootschap, en juridische bijstand.
De rechtbank oordeelde dat Al Holding ontvankelijk was in de schadestaatprocedure, maar dat de vordering tot betaling niet kon worden toegewezen, aangezien deze al in het hoofdgeding was behandeld. De rechtbank beoordeelde de door Al Holding opgevoerde schadeposten en kwam tot de conclusie dat sommige kosten, zoals de oprichtingskosten van Al Holding, toewijsbaar waren. De rechtbank gaf Al Holding de gelegenheid om haar schadeposten verder te onderbouwen, met name de kosten van juridische bijstand en accountantskosten. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank stelde een roldatum vast voor de indiening van aanvullende stukken door Al Holding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om hun schadeposten goed te onderbouwen en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de ontvankelijkheid van vorderingen in een schadestaatprocedure. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief was afgerond en verdere stappen nodig waren om tot een eindbeslissing te komen.