ECLI:NL:RBHAA:2005:AT4428

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/094016-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Sicking
  • A. Tarlavski-Reurslag
  • J. Tel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de invoer en het vervoer van cocaïne op Schiphol

Op 10 februari 2005 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer en het vervoer van cocaïne. De verdachte heeft op Schiphol een koffer, waarvan men vermoedde dat deze cocaïne bevatte, van een vermeende drugskoerier willen afhandig maken. Hij heeft telefonisch contact onderhouden met een mededader over het tijdstip van aankomst van de drugskoerier en heeft een andere persoon benaderd om de ripdeal uit te voeren. De verdachte heeft deze mededader naar Schiphol gebracht en hield hem op de hoogte van de situatie rondom de koffer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte is vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders zich hebben ingespannen om cocaïne te vervoeren en binnen Nederland te brengen, en dat zij daarbij gebruik hebben gemaakt van vervoermiddelen waarvan zij wisten dat deze bestemd waren voor het plegen van het feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht toegepast in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/094016-04
Uitspraakdatum: 10 februari 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2004, 25 januari 2005 en 27 januari 2005 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
PRIMAIR:
hij in of omstreeks 23 mei 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- (telefonisch) heeft gesproken en/of afspraken heeft gemaakt met een of meer mededader(s) over het (moment van) aanspreken en/of benaderen en/of meenemen van (tevoren geidentificeerde) (een) (vermeende) drugskoerier(s) en/of het afnemen van de vermoedde aanwezige cocaine bij voornoemde drugskoerier(s) en/of
- zich heeft begeven naar Schiphol en/of
- voertuigen en personen ter beschikking heeft gehad voor het vervoer van voornoemde grondstoffen en/of
- een (aantal) perso(o)n(en) heeft aangesproken en/of
- getracht heeft een koffer van een (aantal) perso(o)n(en) af te pakken waarin de vermeende cocaine zich zou bevinden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 23 mei 2003 te Schiphol tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (te weten cocaine) voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat dat/die bestamd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- (telefonisch) gesproken en/of afspraken gemaakt met een of meer mededader(s) over het (moment van) aanspreken en/of benaderen en/of meenemen van (een tevoren geidentificeerde) (een) (vermeende) drugskoerier en/of het afnemen van de in de koffer van de vermoedde voornoemde drugskoerier aanwezige cocaine en/of
- zich (met zijn mededader(s)) begeven naar Schiphol en/of
- voertuigen en personen ter beschikking gehad voor het verder vervoer van voornoemde middelen;
MEER SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 23 mei 2003 te Schiphol ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) koffer(s) (waarvan vermoed werd dat zich daarin drugs bevonden), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde [slachtoffer] en/of anderen heeft benaderd en/of heeft aangesproken en/of heeft gezegd dat hij politieambtenaar was en/of heeft gezegd dat voornoemde [slachtoffer] en/of anderen mee moesten lopen en/of voornoemde [slachtoffer] en/of anderen heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte op dwingende toon heeft gezegd dat voornoemde [slachtoffer] en/of anderen mee moesten lopen en daarbij voornoemde [slachtoffer] en/of anderen aan de jas heeft getrokken.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 23 mei 2003 te Schiphol tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of een van verdachtes mededaders
- telefonisch gesproken en/of afspraken gemaakt met een mededader over het benaderen van een tevoren geïdentificeerde (vermeende) drugskoerier en/of het afnemen van de in de koffer van de vermoedde voornoemde drugskoerier aanwezige cocaïne en/of
- zich met zijn mededader begeven naar Schiphol en/of
- voertuigen en personen ter beschikking gehad voor het verder vervoer van voornoemde middelen;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van de subsidiair tenlastegelegde voorbereidingshandelingen op de invoer van cocaïne moet worden vrijgesproken, om, kort samengevat, de volgende redenen:
1. omdat geen opzet op de (verlengde) invoer bestaat, daar geen samenwerking is bewezen tussen de daadwerkelijke invoerders (de rechtbank begrijpt: degenen die van elders het cocaïnetransport naar Nederland organiseerden) en degenen die deze cocaïne nadien afhandig wilden maken,
2. omdat niet bewezen kan worden dat verdachtes opzet gericht is geweest op cocaïne, en
3. omdat de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen ondeugdelijk zijn.
De rechtbank verwerpt deze verweren op de volgende gronden.
Ad 1.
Dit verweer wordt verworpen, omdat voor bewijs van opzet op verlengde invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet niet is vereist dat samenwerking wordt vastgesteld tussen degenen die van elders een cocaïnetransport naar Nederland organiseren en degenen die de reeds op Schiphol aangekomen cocaïne vervolgens afhandig willen maken.
Ad 2.
Dit verweer vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.
Ad 3.
Dit verweer treft evenmin doel. Blijkens de in de bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden was de intentie van verdachte en zijn mededaders erop gericht om cocaïne te vervoeren en verder Nederland binnen te brengen. In de voorstelling van verdachten had dit misdrijf waarop hun voorbereidings- en bevorderingshandelingen derhalve gericht waren, reeds concrete vormen aangenomen. De voorbereiding of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet is in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet als zelfstandig delict strafbaar gesteld. Voor de verwezenlijking van dat delict is niet vereist dat daadwerkelijk cocaïne wordt aangetroffen. De omstandigheid dat zich in de desbetreffende koffer geen cocaïne bevond, ontneemt derhalve niet aan de voorbereidings- of bevorderingshandelingen hun zelfstandig strafbare karakter.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden en bevorderen door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van verlengde invoer en vervoer van cocaïne. Hierbij diende op Schiphol een koffer, waarvan men vermoedde dat daar cocaïne in zat, van een (vermeende) drugskoerier afhandig te worden gemaakt. Verdachte heeft met een andere mededader telefonisch contact onderhouden over het tijdstip waarop de (vermeende) drugskoerier op Schiphol zou landen en heeft tevens iemand benaderd voor het feitelijk uitvoeren van de zogeheten ripdeal. Deze mededader heeft hij ook naar Schiphol gebracht en daar hield verdachte eerstgenoemde mededader telefonisch op de hoogte over de gebeurtenissen met betrekking tot het afhandig maken van de koffer.
Verdachte heeft willen bijdragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof waaraan gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van cocaïne.
De officier van justitie heeft het onder subsidiair tenlastegelegde feit bewezen geacht en de rechtbank gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 jaar. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf op zijn plaats is, doch de duur daarvan zal de rechtbank beperken, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken door de rechtbank plegen te worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht;
1 lid 4, 2, 10, 10a van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Sicking, voorzitter,
mrs. Tarlavski-Reurslag en Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. De Vries en Lenssen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2005.