5. De gronden van de beslissing
Vooropgesteld dient te worden dat voor een ingrijpende maatregel als een op non-actiefstelling slechts grond is, indien er sprake is van dusdanig zwaarwegende omstandigheden, dat van de werkgever in redelijkheid niet langer gevergd kan worden dat hij de werknemer tot de bedongen arbeid toelaat. Te dien aanzien overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Albert Heijn heeft de op non-actiefstelling oorspronkelijk gegrond op de in de anonieme brief (hiervoor onder 2.1 sub f. genoemd) jegens [eiser] geuite beschuldigingen. De gegrondheid van deze beschuldigingen is evenwel, gelet op de uitkomst van het door Ernst & Young ingestelde onderzoek, niet komen vast te staan, zodat de op non-actiefstelling had moeten worden opgeheven.
Bij fax van 7 april 2005 is Albert Heijn evenwel met een aantal nieuwe verwijten aan het adres van [eiser] gekomen, die voortduring van de op non-actiefstelling - klaarblijkelijk in afwachting van het accepteren door [eiser] van de door Albert Heijn voorgestane functiewijziging - zouden moeten rechtvaardigen. Deze verwijten, die door Albert Heijn eerst ter terechtzitting nader zijn toegelicht, betreffen samengevat het volgende: (i) [eiser] verstrekte structureel mondelinge opdrachten aan leveranciers, (ii) [eiser] overschreed diverse malen de BOA-limieten, (iii) leverancier Meccano is veel afhankelijker van Albert Heijn dan [eiser] altijd heeft doen voorkomen, (iv) het voorraadbeheer door [eiser] is inadequaat gebleken. In verband met dit laatste heeft Albert Heijn ook naar voren gebracht dat [eiser] in strijd met de BOA incourante voorraden met korting, onder de inkoopprijs aan Albert Heijn filialen heeft geleverd, waardoor een verlies van ruim € 20.000,-- (derhalve meer dan € 5.000,--) moest worden genomen. Deze misstanden zouden Albert Heijn zijn gebleken toen [eiser] wegens de op non-actiefstelling afwezig was.
In reactie op deze verwijten heeft [eiser] allereerst ontkend dat hij ooit mondelinge opdrachten aan leveranciers heeft verstrekt. Omtrent de precieze juridische status van de door [eiser] met leveranciers gemaakte afspraken valt binnen het bestek van dit kort geding evenwel onvoldoende duidelijkheid te verkrijgen. Dat is ook niet noodzakelijk, nu Albert Heijn desgevraagd heeft toegegeven dat de regel dat opdrachten slechts schriftelijk mogen worden verstrekt, nergens is vastgelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, indien [eiser] aan deze regel gehouden was, het in de reden had gelegen dat Albert Heijn die regel ook schriftelijk had opgelegd, met verwijzing naar de consequenties van overtreding van deze regel. Nu dit nooit is gebeurd, kan in het al dan niet overtreden door [eiser] van deze regel geen grond worden gevonden voor handhaving van de op non-actiefstelling van [eiser].
[eiser] heeft toegegeven dat hij bij twee opdrachten de BOA-limieten heeft overschreden. Dat betrof één herhalingsorder aan Meccano ten bedrage van
€ 104.000,-- en een order aan Meccano ten bedrage van € 110.000,--, die beiden formeel ondertekend hadden moeten worden door de Unit Manager, [X]. Indien Albert Heijn echter zozeer hechte aan de onberispelijke nakoming van de BOA, dan had zij daartoe een controlesysteem in moeten bouwen en had zij nadrukkelijk moeten wijzen op de consequenties van het niet naleven van de BOA. Na geconstateerde overtreding van de BOA had Albert Heijn bovendien eerst moeten waarschuwen en [eiser] de kans op verbetering van zijn gedrag moeten geven. Dat dit is gebeurd, is geenszins aannemelijk geworden. Unit Manager [X] heeft ter terechtzitting verklaard dat van structurele controle op de naleving van de BOA geen sprake was. Weliswaar staat in de verklaring van de Commercieel Directeur, [Y], vermeld dat deze [eiser] in augustus 2004 bij gelegenheid heeft voorgehouden dat de BOA moet worden nageleefd en hem gewezen heeft op de consequenties (“dat deze met mij een groot probleem heeft”), doch dit wordt door [eiser] ontkend. Ook hier had het mitsdien voor de hand gelegen, dat Albert Heijn de inhoud van het gesprek schriftelijk vastgelegd had, hetgeen niet is gebeurd. De verwijzing in het evaluatieformulier over 2003 (“Graag conform nieuwe BOA afspraken afhandelen in 2004”) kan evenmin als een expliciete waarschuwing worden gezien, nu het evaluatieformulier betrekking had op 2003 en de BOA eerst in werking is getreden in 2004. Deze opmerking dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter veeleer gezien te worden als een herinnering dat met ingang van 2004 een nieuwe regeling inwerking zou treden. Het zonder verdere mededeling, controle en geven van een laatste waarschuwing op non-actiefstellen van [eiser] wegens overtreding van de BOA is aldus onredelijk te achten.
Het voorgaande geldt evenzeer voor het verwijt dat leverancier Meccano te afhankelijk van Albert Heijn zou zijn geworden. Ook hier is niet aannemelijk gemaakt dat Albert Heijn [eiser] heeft laten weten dat Albert Heijn een te grote afhankelijkheid van een leverancier niet wenselijk acht en van haar inkopers verwacht dat deze de mate van afhankelijkheid zelfstandig in de gaten houden. [eiser] had hier ook niet zelf bedacht op hoeven zijn, nu onbetwist is dat Albert Heijn met een andere leverancier, Merison, een contract op basis van exclusiviteit heeft.
Het laatste verwijt betreft het inadequate voorraadbeheer van [eiser]. Ook dit verwijt levert onvoldoende grond op voor de voortduring van de op non-actiefstelling van [eiser]. Hiervoor is redengevend dat onbetwist is dat Unit Manager [X] twee tot driewekelijks voorraadlijsten ter controle kreeg toegezonden. [X] heeft evenwel nagelaten deze voorraadlijsten te controleren en heeft [eiser] dus evenmin tijdig gewaarschuwd dat zijn voorraadbeheer in de ogen van Albert Heijn inadequaat was. Ten aanzien van de gestelde overtreding van de BOA-regel omtrent het accorderen van betalingen/doorbelastingen vanuit margerekeningen heeft Albert Heijn onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze regel ook betrekking heeft op de interne doorverkoop van incourante voorraad aan een Albert Heijn-filiaal en als dat al het geval is, of de limiet van € 5.000,-- geldt per product of voor een totale order. Unit Manager [X] merkt immers zelf op in een e-mail van 7 april 2004 dat vanuit de BOA niet duidelijk is wie dergelijke bedragen goed moet keuren. Bovendien geldt ook hier onverkort hetgeen hiervoor onder r.o. 5.5 is overwogen.
Gelet op de goede beoordeling die [eiser] over 2004 heeft gekregen, kan in de nieuwe verwijten, ook wanneer die in onderlinge samenhang worden beoordeeld, onvoldoende reden gevonden worden om [eiser] middels de handhaving van de op non-actiefstelling te dwingen om een andere functie te aanvaarden. Gelet op het feit dat geen van de nieuw opgekomen verwijten is geconstateerd tijdens de afwezigheid van [eiser] tijdens diens huwelijksreis, doch wel kort na diens op non-actiefstelling, kan de voorzieningenrechter zich bovendien niet aan de indruk onttrekken dat er door Albert Heijn gericht gezocht is naar een stok om de hond mee te slaan. De op non-actiefstelling dient dan ook ongedaan gemaakt te worden en [eiser] moet in de gelegenheid worden gesteld zijn werk als Category Manager [productgroep] te hervatten. Ook de vordering tot het verzenden van een schriftelijke kennisgeving aan medewerkers en leveranciers van Albert Heijn is toewijsbaar. Wel is er aanleiding om de termijn waarbinnen Albert Heijn aan de vorderingen moet voldoen ruimer te stellen, en om de gevorderde dwangsom te matigen en aan een maximum te binden.
Tot slot dient Albert Heijn ook de kosten van rechtsbijstand aan [eiser] te vergoeden, nu deze kosten gemaakt zijn in het kader van het behoud van arbeid en de hoogte van de kosten niet is betwist. Gelet op de hiervoor onder 2.1 sub j. geciteerde brief acht Albert Heijn zich bovendien klaarblijkelijk aansprakelijk voor deze kosten.
Albert Heijn dient als de in het ongelijk te stellen partij de kosten van deze procedure te dragen.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Beveelt Albert Heijn om [eiser], binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, onder intrekking respectievelijk ongedaanmaking van de op non-actiefstelling, zonder enige belemmering in de gelegenheid te stellen om zijn normale en volledige werkzaamheden en verantwoordelijkheden behorende bij de functie van Category Manager [productgroep] te hervatten en voort te zetten.
Beveelt Albert Heijn om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, aan alle medewerkers op het hoofdkantoor van Albert Heijn in Zaandam, alsmede aan alle leveranciers van de productgroep [productgroep], tegen overlegging van genoegzaam bewijs, schriftelijk, middels een in overleg met [eiser] opgestelde tekst, te berichten dat [eiser] zijn functie als Category Manager [productgroep] heeft hervat.
Bepaalt dat Albert Heijn een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van
€ 2.500,-- per dag of dagdeel dat Albert Heijn in gebreke is om aan de hiervoor onder 6.1 en 6.2 gegeven bevelen, of één daarvan, te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 50.000,--.
Veroordeelt Albert Heijn om aan [eiser] te voldoen wegens kosten rechtsbijstand een bedrag van € 7.617,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2005 tot aan die der algehele voldoening.
Veroordeelt Albert Heijn in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op € 376,60 aan verschotten en € 816,-- aan salaris voor de procureur.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.