ECLI:NL:RBHAA:2005:AT6527

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
254240
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en de gevolgen voor de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 16 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de besloten vennootschap NUON POWER GENERATION B.V. [eiseres] heeft Nuon gedagvaard wegens kennelijk onredelijk ontslag. De eiseres, die sinds 1 september 1980 in dienst was bij Nuon, was arbeidsongeschikt geraakt en ontving een WAO-uitkering. Na een reorganisatie werd haar functie per 1 januari 2001 opgeheven en werd zij boventallig verklaard. Nuon heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei 2004, na toestemming van het CWI te hebben verkregen. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 55.302,90 wegens kennelijk onredelijk ontslag, alsook toepassing van het Sociaal Plan en betaling van wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk was, gezien de ernstige gevolgen voor de eiseres in vergelijking met het belang van Nuon bij beëindiging van het dienstverband. De rechter heeft opgemerkt dat Nuon onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiseres, zoals haar leeftijd en arbeidsongeschiktheid. De rechter heeft partijen gelast om meer duidelijkheid te verschaffen over de toepasselijke CAO en het Sociaal Plan, en heeft een zitting vastgesteld op 20 april 2005 om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of een schikking mogelijk is. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij ontslagprocedures, vooral in situaties van arbeidsongeschiktheid en langdurige dienstverbanden.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
sector kanton, locatie Haarlem
zaak/rolnummer: 254240/CV EXPL 04-10871
datum uitspraak: 16 maart 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde (voorheen) mr. M. Kluft,
--tegen--
de besloten vennootschap
NUON POWER GENERATION B.V.
te Utrecht
gedaagde partij
hierna te noemen Nuon
gemachtigde mr. W.B. van Daal
De procedure
[eiseres] heeft Nuon gedagvaard op 18 oktober 2004. Nuon heeft schriftelijk geantwoord.
[eiseres] heeft vervolgens schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Nuon nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
1. [eiseres] is thans [leeftijd] jaar oud. Zij is op 1 september 1980 bij (de rechtsvoorgangster van) Nuon in dienst getreden, waar zij laatstelijk de functie van administratief medewerkster materiaalbeheer bekleedde tegen een salaris van € 1.828,80 bruto per maand.
2. [eiseres] is op 27 september 1999 arbeidsongeschikt geraakt. Zij ontvangt vanaf 25 september 2000 een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
3. In het kader van een reorganisatie is de functie van [eiseres] per 1 januari 2001 komen te vervallen en is [eiseres] boventallig verklaard. De voorzieningen van het Sociaal Plan zijn op haar van toepassing.
4. Nuon heeft bij brief van 22 maart 2004 de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd tegen 1 mei 2004, na daartoe toestemming van het CWI te hebben verkregen.
5. Bij brieven van 15 april 2004 en 11 mei 2004 heeft de gemachtigde van [eiseres] geprotesteerd tegen de door Nuon gehanteerde opzegtermijn en verzocht om correctie daarvan.
De vordering
[eiseres] vordert (samengevat) veroordeling van Nuon
I. (primair) om aan [eiseres] te betalen € 55.302,90 bruto ter zake van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag,
II. (subsidiair) om het Sociaal Plan op [eiseres] van toepassing te verklaren en aan haar de daarin beschreven vergoeding toe te kennen en uit te keren,
III. om aan [eiseres] te betalen de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:680 BW wegens schending van artikel 7:677 lid 2 BW en
IV. om aan [eiseres] te betalen de wettelijke rente over het onder I. genoemde bedrag.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.
Ad I (primair)
Het ontslag is kennelijk onredelijk omdat de gevolgen daarvan voor [eiseres] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Nuon bij beëindiging van het dienstverband, nu Nuon voor [eiseres] geen enkele voorziening heeft getroffen. [eiseres] geniet immers vanaf 1 mei 2004 slechts een uitkering ter hoogte van 70% van haar laatste inkomen en zal hoogstwaarschijnlijk tot haar pensioen op dit of een lager niveau blijven. Er is aanleiding voor een billijke schade-vergoeding, gelet op de persoonlijke omstandigheden van [eiseres], te weten haar leeftijd, haar arbeidsongeschiktheid en het feit dat zij gedurende het lange dienstverband met Nuon steeds goed heeft gefunctioneerd. Nuon had met die omstandigheden rekening moeten houden. Door dat niet te doen heeft zij zich niet als een goed werkgever gedragen. Daarbij komt dat Nuon nauwelijks aandacht aan [eiseres] heeft besteed tijdens haar arbeidsongeschiktheid; pas na 15 maanden mocht [eiseres] iets van Nuon vernemen. Ook heeft Nuon nimmer gereageerd op de namens [eiseres] geschreven brieven.
Ad II (subsidiair)
Indien geen vergoeding ex artikel 7:681 BW zal worden toegekend, dient Nuon [eiseres] een vergoeding conform het Sociaal Plan toe te kennen.
Ad III
Nuon heeft gehandeld in strijd met de voor [eiseres] geldende wettelijke opzegtermijn. Zij is daardoor schadeplichtig geworden. [eiseres] vordert de gefixeerde schadevergoeding.
Het verweer
Nuon betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan.
De arbeidsovereenkomst is op rechtsgeldige wijze opgezegd. De door Nuon gehanteerde opzegtermijn van 1 maand is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.4.3. van de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde Raam-CAO WENB. Nuon heeft dus niet gehandeld in strijd met artikel 7:677 lid 2 BW. Er is dan ook geen aanleiding voor toekenning van een schadevergoeding ex artikel 7:680 BW.
Het Sociaal Plan van Nuon is op [eiseres] toegepast. Aan [eiseres] is ingevolge het Sociaal Plan ondersteuning van een outsourcing bureau aangeboden. Gelet op de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] was het echter niet mogelijk om voor haar een functie binnen of buiten Nuon te vinden.
[eiseres] is tijdens haar arbeidsongeschiktheid begeleid door de bedrijfsarts en de afdeling HR.
De beoordeling van het geschil
Alvorens eindvonnis te kunnen wijzen is het noodzakelijk om van partijen op een aantal punten meer duidelijkheid te verkrijgen.
De kantonrechter zal een verschijning van partijen gelasten om door middel van het stellen van vragen aan partijen die duidelijkheid te verkrijgen.
Tevens dienen een aantal stukken die voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk zijn en nog niet in de procedure zijn overgelegd, in het geding te worden gebracht. Het gaat daarbij om de op de arbeidsovereenkomst toepasselijke CAO en het door Nuon tijdens de reorganisatie waarbij de functie van [eiseres] is komen te vervallen, gehanteerde Sociaal Plan.
Nuon wordt als de meest gerede partij verzocht om deze stukken in het geding te brengen. Zij dient, indien mogelijk, een kopie daarvan uiterlijk één week van tevoren aan de wederpartij en aan de kantonrechter te doen toekomen en de originelen mee te brengen ter zitting.
Getuigen kunnen op de nu vast te stellen zitting niet worden gehoord.
Indien de zaak zich ervoor leent, dan zal de kantonrechter onderzoeken of een schikking mogelijk is.
Voor zover wenselijk kunnen ook afspraken worden gemaakt over de verdere voortgang van de procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
- gelast partijen tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een regeling te verschijnen in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 46 te Haarlem op
20 april 2005 te 13.30 uur;
- bepaalt dat een (gemotiveerd) verzoek om uitstel van de terechtzitting alleen in behandeling wordt genomen, als verzoeker het standpunt van de tegenpartij bekend maakt en de verhinderdata van beide partijen, hun eventuele gemachtigden en de getuigen opgeeft. Dit verzoek dient uiterlijk een week voor de vastgestelde zittingsdatum op de griffie te zijn ingediend;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.