ECLI:NL:RBHAA:2005:AT6528

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
254240
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag van een zieke werkneemster na 14 maanden zonder contact met de werkgever

In deze zaak gaat het om een kennelijk onredelijk ontslag van een zieke werkneemster, die gedurende 14 maanden geen contact heeft gehad met haar werkgever, Nuon Power Generation B.V. De kantonrechter heeft op 15 juni 2005 uitspraak gedaan in de Rechtbank Haarlem, waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.J. Helderman, een schadevergoeding heeft gevorderd op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 1. De kantonrechter oordeelde dat de beëindiging van het dienstverband op zichzelf niet kennelijk onredelijk was, maar dat de omstandigheden rondom het ontslag, met name de langdurige arbeidsongeschiktheid van de werkneemster en het gebrek aan communicatie van de werkgever, de gevolgen van het ontslag dermate ernstig maakten dat het als kennelijk onredelijk moest worden aangemerkt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Nuon, ondanks herhaaldelijk contact te hebben gelegd, niet voldoende bewijs heeft geleverd van deze contacten. De werkneemster heeft dit gemotiveerd betwist en de kantonrechter heeft het verweer van Nuon als onvoldoende onderbouwd verworpen. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de leeftijd van de werkneemster, de lengte van het dienstverband, haar onberispelijke staat van dienst en haar slechte kansen op de arbeidsmarkt. Dit alles leidde tot de conclusie dat de werkneemster recht had op een schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de vordering van de werkneemster toegewezen en Nuon veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 55.302,90 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 oktober 2004. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de werkneemster begroot en heeft de kantonrechter bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. De verdere beoordeling van de procedure heeft geleid tot de afwijzing van andere vorderingen van de werkneemster, aangezien zij in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
sector kanton, locatie Haarlem
zaak/rolnummer: 254240/CV EXPL 04-10871
datum uitspraak: 15 juni 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde (voorheen) mr. M. Kluft, thans mr. A.J. Helderman
--tegen--
de besloten vennootschap
NUON POWER GENERATION B.V.
te Utrecht
gedaagde partij
hierna te noemen Nuon
gemachtigde mr. W.B. van Daal
De verdere loop van de procedure
Bij tussenvonnis van 16 maart 2005 is een comparitie van partijen gelast. Deze is gehouden op 20 april 2005. [eiseres] heeft daarbij haar vordering verminderd. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor akte overlegging stukken aan de zijde van Nuon.
Nuon heeft op de daarvoor bepaalde roldatum geen akte genomen.
De verdere beoordeling van het geschil
De kantonrechter volhardt bij hetgeen in het tussenvonnis van 16 maart 2005 is overwogen en beslist.
[eiseres] heeft de vordering sub III, strekkende tot betaling door Nuon van de gefixeerde schadevergoeding, ingetrokken. Derhalve dient thans alleen te worden beslist op de vordering sub I en II.
Nuon heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen betoogd dat er, in tegenstelling tot hetgeen [eiseres] beweert, diverse malen contact is gelegd met [eiseres] gedurende haar arbeids-ongeschiktheid, zoals blijkt uit de stukken van de Arbo-dienst.
[eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist. Nu Nuon, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft nagelaten om de stukken waarop zij zich beroept op de daartoe aangewezen rolzitting over te leggen, zal haar verweer als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
De beëindiging van het dienstverband is op zichzelf niet kennelijk onredelijk, gelet op de duur en de mate van de arbeidsongeschiktheid van [eiseres]. De omstandigheid echter dat de leeftijd van [eiseres], in combinatie met haar arbeidsongeschiktheid, een terugkeer in het arbeidsproces zeer moeilijk, zo niet onmogelijk maakt, maakt dat de gevolgen van het ontslag zonder vergoeding voor [eiseres] dermate ernstig zijn dat het als kennelijk onredelijk dient te worden aangemerkt. Aan [eiseres] komt derhalve een schadevergoeding naar billijkheid toe.
Voor de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding houdt de kantonrechter, behalve met de leeftijd van [eiseres], de lengte van het dienstverband, haar niet door Nuon betwiste onberispelijke staat van dienst en haar slechte kansen op de arbeidsmarkt, ook rekening met het gegeven dat Nuon heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheidsregels door eerst in november 2000 contact met [eiseres] op te nemen. Dat de leidinggevende van [eiseres], zoals Nuon ter comparitie heeft aangevoerd, ten gevolge van een reorganisatie enige tijd “uit beeld is geweest”, doet daaraan niets af. Een dergelijke interne kwestie mag er immers niet toe leiden, dat een zieke werkneemster gedurende 14 maanden taal noch teken van haar werkgeefster verneemt.
[eiseres] heeft voor de door haar gevorderde schadevergoeding aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule met de factor C = 1. De kantonrechter acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de voor de hoogte van de vergoeding bepalende factoren, de aldus berekende schadevergoeding redelijk en billijk.
Het voorgaande leidt ertoe dat de (primaire) vordering sub I zal worden toegewezen. Op de (subsidiaire) vordering sub II behoeft dan niet meer te worden beslist.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], nu deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Nuon tot betaling aan [eiseres] van € 55.302,90 bruto ter zake van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7:681 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 oktober 2004 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt Nuon tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd, en bepaalt dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in art. 9, 1e lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968, omdat [eiseres] de haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en dit nadrukkelijk verklaart, en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd:
exploot € 70,40
vastrecht € 190,00
salaris gemachtigde € 1.635,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.