ECLI:NL:RBHAA:2005:AT7925
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Beëindigingsovereenkomst en vorderingsrecht in schuldsaneringsregeling
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 22 juni 2005, is de bewindvoerder mr. Victor Ele de Haas, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling van eiser, een vordering gestart tegen de besloten vennootschap Montagebedrijf Van Duijn B.V. De vordering betreft een ontbindingsvergoeding van €5.357,20 die aan eiser is toegekend bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De bewindvoerder stelt dat Van Duijn in gebreke is gebleven met de uitbetaling van deze vergoeding en vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van €950,00 en wettelijke rente vanaf 10 oktober 2004.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder geen vorderingsrecht heeft op de ontbindingsvergoeding, omdat deze vergoeding niet in de boedel valt. Dit is gebaseerd op artikel 295 lid 4 sub a van de Faillissementswet, dat bepaalt dat goederen die de schuldenaar verkrijgt tijdens de schuldsaneringsregeling buiten de boedel blijven, mits de tegenprestatie niet ten laste van de boedel komt. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen eiser en Van Duijn is gesloten tijdens de schuldsaneringsregeling en dat de vergoeding is verrekend met een schuld van eiser aan Van Duijn.
Daarom heeft de kantonrechter de vordering van de bewindvoerder afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die zijn begroot op €540,00 aan salaris voor de gemachtigde van Van Duijn. De uitspraak benadrukt de belangrijke juridische overwegingen rondom de rechten van de bewindvoerder en de gevolgen van overeenkomsten die tijdens de schuldsaneringsregeling worden gesloten.