Bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 tot vrijspraak geconcludeerd. Verdachte verhandelde als werknemer van [bedrijf A]. slechts de deklading, de mihoen. Hij wist niet beter dan dat de flessen met het etiket chilisaus daadwerkelijk chilisaus bevatten. De voor het verweten delict vereiste opzet ontbrak derhalve.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verdachte verhandelde de deklading vanuit de loods in Aalsmeerderbrug. Bij de doorzoeking op 24 oktober 2004 is in de loods een grote hoeveelheid dozen met chilisaus aangetroffen, een jerrycan met 25 liter PMK en een stuk spaanplaat doordrenkt met PMK. Bij het binnentreden roken verbalisanten een weeïge zoete, doordringende geur. Verdachte heeft over de hoeveelheid dozen met chilisaus verklaard dat hij niet begreep dat zijn baas [betrokkene 1] steeds chilisaus bleef invoeren, terwijl het evident was dat daarvoor geen afnemers waren. Ten aanzien van de loods heeft hij verklaard dat hem nooit iets is opgevallen en dat hij, anders dan de verbalisanten, niets vreemds heeft geroken.
Voorts heeft verdachte het afleveradres van de negende container op 27 oktober 2003 van de [a-straat] te Aalsmeerderbrug gewijzigd in [b-straat] te Rotterdam, de vestigingsplaats van [bedrijf B], terwijl verdachte ervan op de hoogte was dat de loods te Aalsmeerderbrug op 24 oktober 2003 door de politie was binnengevallen en onderzocht.
Verdachte ontkent dat hij op 28 oktober 2003 aanwezig was bij het uitladen van de negende container die gevuld was met mihoen en flessen met het opschrift chilisaus, waarvan - naar later is vastgesteld - een aantal flessen geen chilisaus maar PMK en BMK bevatte. De verklaring van verdachte is in strijd met de verklaring van [betrokkene 2], de eigenaar van [bedrijf B]. Deze heeft verklaard dat verdachte op die dag wel aanwezig was, dat hij met verdachte naar de transporteur tegenover [bedrijf B] is gegaan, dat de transporteur door verdachte is betaald en dat een deel van de dozen met chilisaus in het busje werd geladen waarover verdachte als werknemer van [bedrijf A] zoals gebruikelijk beschikte.
Verdachte heeft op 11 oktober 2004 verklaard dat hij op 28 oktober 2003 tussen 14.00 en 15.00 een afspraak had in het centrum van Rotterdam met een zekere [betrokkene 3]. Ter zitting heeft verdachte voor het eerst verklaard dat hij met deze [betrokkene 3] naar Vlaardingen is gegaan om een restaurant te bekijken en dat zij hebben gegeten bij de McDonalds aan de A20 niet ver van de plaats waar de container werd gelost. Verdachte geeft hierbij als het door hem afgelegd traject aan: van Den Haag via het centrum van Rotterdam naar de McDonalds aan de A20.
Uit de zendmastgegevens blijkt dat verdachte zich om 14.08 bevond in de buurt van de Paviljoensgracht te Den Haag en 48 minuten later nabij de Giessensweg te Rotterdam (in de buurt van de losplaats en de McDonalds). Aangezien echter de routeplanner voor het door verdachte aangegeven traject indicatief een reistijd van 63 minuten aangeeft, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat dit traject in 48 minuten kan worden afgelegd. De door verdachte afgelegde verklaring voor de zendmastgegevens acht de rechtbank dan ook kennelijk leugenachtig en bedoeld om te bemantelen dat hij bij het lossen van de container aanwezig is geweest.
Tot slot is in de loods aan de Satellietbaan te Hillegom, waar tijdens de doorzoeking de geur van PMK werd waargenomen en dozen met Chinees opschrift werden aangetroffen met daarin lege flessen met restanten PMK, op een blikje Spa het DNA van verdachte gevonden. Verdachte heeft hiervoor ter zitting als verklaring gegeven dat het blikje mogelijk in het transportbusje van [bedrijf A] had gelegen, dat de bus door iemand is schoongemaakt en het blikje aldus in de loods terecht is gekomen. Nu er geen aanknopingspunten zijn voor de veronderstelling dat verdachte bij [bedrijf A] collega’s had die ook over de bus van het bedrijf konden beschikken en verdachte slechts heeft aangegeven dat anderen ook in het busje reden, maar deze anderen niet bij naam heeft kunnen noemen, acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig.